Januari 2018

Rustjaar 1.1.18

In de vpro-gids las ik over het doordraaien van boeken die niemand wil hebben. Dat is een hard gelag voor de schrijvers ervan. Zijn er, dacht ik toen ik het las, niet veel te veel boeken? Wordt er niet veel te veel uitgegeven en zou men -de uitgevers voorop- niet eens een soort rustjaar (sabbatical year) moeten invoeren en in dat jaar de ‘vergeten boeken’ van de afgelopen jaren alle aandacht geven? Dat wil natuurlijk niemand, want het zou kunnen lijken op het verbieden van het uitgeven van nieuwe boeken. Dictatoriale censuur. Maar zo zie ik het niet. Door een jaar geen nieuw geschreven boeken uit te geven, moet men automatisch bestaande titels meer ruimte geven. De pakhuizen zijn tot de nok toe gevuld met boeken die ons totaal zijn ontgaan. De wereld is trouwens van alles overvol. Van wapens, van spelletjes, van kleren, van kunst enzovoort. Er is een schreeuw naar ontspullen. Ik lees er vaak over. Wie weet levert het na dat jaar prachtige titels op.

Welstandspiramide 2.1.18

Aan het eind van het jaar of in het begin van het nieuwe controleer ik gewoontegetrouw onze financiële staat. Altijd goed te weten hoeveel rek wij hebben. Ik las zojuist dat de 500 rijkste aardbewoners gerekend over 2017 samen 1000 miljard dollar rijker zijn geworden. Dat is meer dan het dubbele van het hele vermogen van de armste helft van de wereld. Daar krimpt je maag wel even van samen. Tot welk deel horen wij ongeveer? Wij zitten nog steeds in de plus. Voor een groot deel is dat te danken aan het feit dat we geen hypotheek of huur meer hoeven betalen. Dat scheelt een behoorlijke slok. Daarenboven lijden we niet aan koopzucht. Áls er al gekocht wordt, is het vaak tweedehands of koopjes. Maar tot het kamp der vrekken wil ik ons niet rekenen. Waar bevinden wij ons op de grafiek in de welstandspiramide, als de Dagobert Ducken de onderste treden bezetten? Ergens op driekwart, schat ik. We gaan rustig door, alle loterijen en mooipraters parerend.

Taxi 3.1.18

De hele ochtend regende het stevig, nu is het eindelijk droog. Ik heb zin om er even uit te gaan. De wind door mijn haren laten rauzen, de kop legen. Van die treurberichten van de laatste tijd krijg ik langzamerhand het zuur. Morgen moet ik weer naar het UMCG. Ik moet door de scan. Van top tot teen. Omdat ik niet zo’n stadsrijder ben, parkeer ik gewoonlijk in Haren en ga met de bus naar de plek van bestemming. Zo zouden we het doen. Maar de chauffeurs staken morgen. De reden: ze eisen meer plaspauzes. Zoiets verzin je toch niet. Nu gaan wij met de taxi. Dat is voor mij een vreemde onderneming. Taxi’s zijn voor rijbewijslozen, gehandicapten en bejaarden. Ineens hoor ik daar ook bij. We wachten af of die chauffeurs bij hun dreigement blijven of dat hun bovenbaas met hun eis akkoord gaat. In dat geval zouden we alsnog met eigen auto kunnen. Intussen is het weer gaan regenen. Binnen blijven maar, boekie lezen.

Straling 4.1.18

Vanmiddag moest ik door de scan. Een wereld op zich. Middels de radio-actieve stof FDG wordt de stofwisseling van het lichaam in beeld gebracht. Op grond hiervan kan men eventuele kankercellen traceren. Gevoelsmatig heb ik moeite met alles wat met radioactiviteit te maken heeft. Jarenlang droeg ik een ‘Kernenergie, nee bedankt!’-button en meer dan eens liep ik mee in een antikernwapendemonstratie en nu laat ik mij godverdegodver met die rommel inspuiten. ‘De doses is zeer laag’, zei de verpleegster. Misschien wist zij wel iets af van die oeroude verzetsmentaliteit. Ik vroeg wat ze met de uitgescheiden urine doen, want die is toch radioactief. ‘De halveringswaarde is 6 uur’, zei ze. Na 12 uur is alle straling weg en kun je het gewoon lozen op het riool. Dat klonk onschuldig, maar toch zat het me dwars. ‘Heb je dan liever géén onderzoek’, zei mijn vrouw paniekerig. ‘Het is vergelijkbaar met de straling van uw televisie of uw computer’, zei de verpleegster. Ik kapseisde. ‘Vooruit dan maar’, zei ik.

Rustruimte 4.1.18

Tussen de inspuiting van de FDG en de zoals het officieel heet PET/CT-scan moet de patiënt een uur rust in acht nemen. Hij/Zij mag in deze tijd niet eten, zich niet inspannen en niet praten, zodat de radioactieve vloeistof op de juiste plaatsen in het lichaam wordt opgenomen, zegt de brief. In het rustkamertje bezette ik de laatste relaxstoel. Ik had zicht op een binnentuin, waar twee mannen bezig waren de bosjes te kortwieken. Tegenover me lagen twee vrouwen en naast me een op Mehmet Pamuk -een creatie van Kees van Kooten- lijkende man. De vrouwen werden het eerst opgeroepen de halve liter water die wij voorafgaand aan de scan moesten drinken uit te plassen. Na weer een kwartiertje kwam een jongen (mogelijk de zoon) de Turkse man ophalen. Hij ontfermde zich liefdevol over hem en hielp hem bij het opstaan. Ik zei ‘Het beste er mee’. De zoon lachte. ‘Bedankt, u ook’, zei hij. De vader stak zijn duim op. Zo dobberen we allebei in hetzelfde schuitje.

Oprisping 5.1.18

De meter had uitgewezen dat mijn bloeddruk toch aardig aan de hoge kant was en daarom schreef de dokter mij het middel amlodipine voor. De arts vertelde dat het medicijn enige bijwerkingen had. Ik moest de bijsluiter voor inname goed doorlezen. Welgemoed liep ik naar de apotheek om het medicijn op te halen. De assistente die mij bediende gewaagde mij enigszins sensueel aan te kijken. Het kan ook zijn dat dit haar alledaagse uitkijk is – ik ben in deze geen kenner. Ze reikte mij het doosje aan en omdat het een voor mij nieuw te gebruiken medicijn was, nam ze het gebruik en de bijwerkingen ervan even vlotjes door. Naast hoofdpijn noemde ze daarbij tot mijn verbazing blozen. ‘Meid’, liet ik mij ontvallen ‘en dat op mijn leeftijd’. Vroeger werd ik nogal eens door dit hinderlijke verschijnsel geplaagd. Wellicht door mijn oprisping kreeg zíj een hoogrode kleur. Thuis las ik dat mannen er ook borstgroei van kunnen krijgen. Had ik mij kunnen inhouden als zij dát had genoemd?

Domhouden 6.1.18

Wij hebben onze moeder c.q. schoonmoeder mijn ziekte bewust verzwegen. Dit is een gezamenlijke prestatie die elk moment kan verbreken. Veel mensen weten immers al van mijn ziekte. Er hoeft maar één onwetende van dit geheim iets te zeggen en je hebt de poppen aan het dansen. De reden van het verzwijgen is dat we bang zijn dat zij erdoor in een psychose raakt. Dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen. Met geheimen heb ik echter grote moeite. Het van de domme houden gaat me slecht af, temeer zij voelt dat ons leven niet helemaal normaal verloopt. ‘Jullie zijn al lang niet meer bij me geweest’, zei ze vanmiddag duidelijk ontstemt door de telefoon. ‘Is er soms wat?’ Mijn vrouw zei dat wij vorige week nog waren geweest, maar dat ze al enige weken last heeft van haar knie. Als alles voorbij is zal ik haar voorzichtig inlichten. Dat het om een oudemannenkwaal gaat, op een intieme plek. Niets aan de knikker dus eigenlijk.

Voorbindpenis 7.1.18

De operatiearts van het UMCG zei in ons gesprek dat het halveren van de penis grote emotionele gevolgen met zich mee kan brengen. ‘U moet daar terdege rekening mee houden’. Over het eventueel in elkaar fröbelen van een nieuw voorstuk had ze het niet. Lijkt me ook geen pretje; een kotelet uit eigen bil als namaakeikel, nog afgezien van de werking. Zou er mogelijk iets te bereiken zijn met een neppenis? Ik googelde het woord op internet en rolde in de bizarre wereld van strapons en voorbindpenissen. Van jolige instapmodelletjes tot afschrikwekkende monsters. Alsof het martelwerktuigen betreft van het aloude A-Team. Geen wonder dat die arts hier niet over sprak. Hoewel vooral bedoeld voor de man-spelende-vrouw, wordt het ook de ‘met een kleine penis behepte man’ aanbevolen. Als zouden de pinokkio’s hiermee de grootste geschapen gigolo’s naar de kroon willen steken. Ik geloof niet dat ik er mijn lusten mee zou willen reven. Maar het geeft wel aan welke mogelijkheden er zijn een ogenschijnlijk normaal leven te leiden.

Aandacht 9.1.18

Ik klikte wat rond en kwam terecht bij ‘Publiekdomeindag’. Ik kende dit fenomeen niet en las het door. Het is het jaarlijks gebruik om aandacht te schenken aan werken van mensen die in het ‘publiek domein’ terechtkomen omdat ze 70 jaar geleden zijn overleden. Ik zoefde langs de lijst en zag Hein de Bruin, dichter’. Ik kende zijn naam, maar niet zijn werk. Bij Wikipedia vond ik zijn biografie. Hij werd in 1899 te IJlst in een streng protestant gezin geboren. Hij mocht van zijn vader niet naar de kweekschool om leraar te worden en werkte voor den brode zijn korte leven voornamelijk op kantoren. Vanaf 1927 publiceerde hij columns en later gedichten in tijdschriften van protestantse huize. Hij trouwde en werd vader van zes dochters. Als dichter kon hij niet ontsnappen aan het protestants-christelijke harnas. Wellicht mede door zijn negatief zelfbeeld beroofde hij zich in 1947 van het leven. ‘Het geloof maakt meer kapot dan je lief is’, zei ik vergreld en klapte het scherm dicht.

Mythe 11.1.18

Er is veel geschreven over het bezoek van Bob Dylan aan huiskamercafé ’t Zielhoes in Noordpolderzijl in 1995. Herman Sandman noemde het in een column en sindsdien is het groot geworden. Ik twijfel echter sterk aan het waarheidsgehalte van het verhaal. Bob Dylan speelde op 18 maart dat jaar in Groningen. In deze tijd scheen hij tussen twee optredens door weleens een stukske te fietsen. Oké. Maar Noordpolderzijl is ver uit de richting van Stad en daags ervoor speelde hij in Eindhoven, daags erna in Venlo. Weinig tijd lijkt mij voor een rondje Hogeland. Bebaarde zanger en verhalenverteller Henk Scholte kwam tezelfdertijd in bovengenoemd café en wees de kroegbaas bijna onthutst op de rustende fietser. Dit kan Bob niet zijn ontgaan, daar de gelagkamer van ’t Zielhoes zeer bescheiden van omvang is. In de antwoordmail die Sandman aangaande deze kwestie van Bob zegt te hebben ontvangen, prijst hij het café omdat ‘niemand hem aanstaarde’. Behalve dan ’that white bearded man’. Maar desondanks deze mythe kom ik toch graag in ’t Zielhoes.

Naam 12.1.18

Zou ik, als ik mijn leven had gedeeld met een vrouw die enige keren van een kind van ons was bevallen, hebben gepoogd mijzelf te benoemen? Vroeger was dat tamelijk algemeen. Alle leden van het gezin waar ik uit voortkom zijn naar een familielid vernoemd. De namen van de kinderen van mijn zussen en mijn broers zijn deels en soms enigszins verhaspeld te linken aan een familiaire voorzaat. Tegenwoordig is het geven van een naam aan een boorling vooral een persoonlijke kwestie. Je ziet er meestal de idolatie voor de één of andere popster of voetballer van de ouders aan af. In de lijst van 2017 staan Noah (jongens) en Emma (meisjes) bovenaan. Je zult als ouders denken je kind een unieke naam te geven en Jandorie lopen er al 634, respectievelijk 754 van rond. Dan is het met mijn naam slecht gesteld óf juist goed. Want Willem staat op plek 57, maar als zakkers de trend voor 2018 wordt, zet ik in op mijzelf. Waarom zou ik niet…

Felicitatie 13.1.18

Het overkwam mij vanmiddag enige keren dat iemand die ik ken mij terloops aansprak en vroeg hoe het er mee gaat. Nadat mijn vrouw afgelopen dagen meerdere keren het UMCG heeft gebeld om de uitslag van mijn scan te vernemen, kregen we tenleste te horen dat er nergens meer in mijn lichaam een woekeringetje haar slopende werkzaamheden verricht. Dat was een hele opluchting. Hoofdzaak was dat er geen uitzaaiingen zijn. Ik heb dit via enige kennissen en familieleden wereldkundig gemaakt. Een ieder feliciteerde mij met de uitslag. Ik zou waarschijnlijk hetzelfde doen en toch is het een vreemde ervaring. Het heeft de betekenis van het woord felicitatie danig veranderd. Uit het feit dat we een week op bericht moesten wachten, meenden wij al te mogen stellen dat de uitslag weleens mee zou kunnen vallen. ‘Als jij alleen zou zijn geweest, zou jij dan ook zo hebben doorgedramd?’ vroeg mijn vrouw voorzichtig. ‘Waarschijnlijk niet’, zei ik somber. De uitslag is een felicitatie waard. Dat snap ik nu ook wel.

Dagboek 15.1.18

Mooi interview met Remco Campert in de Volkskrant. ‘Ik ben heel vaak een dagboek begonnen, maar na twintig regels ging mijn fantasie op de loop’ zegt hij. Ik ken dat. Als ik in oude schriften blader denk ik weleens: Is dit wel echt gebeurd of heb ik het verzonnen? Voor een verhaal maakt het niet uit, maar als men waarheid nastreeft moet men verbeelding uitsluiten, hetgeen mogelijk saaie proza oplevert. Neem de dagboeken van Hans Warren. Wat een pietluttig gezanik over kunstaankoopjes en afgunstig gejammer. Nichterig geouwehoer van een beroepsmopperaar. Geen doorkomen aan. Gelukkig is Remco er niet mee doorgegaan. Zijn poëzie is goeddeels zijn autobiografie. Een biografie zou haast al niet meer nodig zijn. Een notenboek met data en gegevens bij zijn gedichten zou kunnen volstaan. Maar of daar een publiek voor is, is zeer de vraag. Op dichtersavonden pleegt de jonge garde middels slamgevechten elkaar af te troeven. Het levert vaak een brij van zwerfgeluid en taalchaos op. Dan lees ik toch liever de oude meester.

Roofdier 17.1.18

Er stond een uitgebreid artikel in de krant dat onze huiskat nog veel roofzuchtiger is dan we al dachten. Op zich niet vreemd, want hij is een afgedwaald neefje van Leo en de zijnen en leer die maar eens dat ze geen levend vlees mogen consumeren. Met honden valt zoiets nog wel aan te vangen. Ik zie Gerrit weleens met een muis in de weer en soms vind ik een hoopje veren in de tuin. Dat kan evengoed het werk zijn van een valkje of een buizerd. Van Wilfried kan het in geen geval zijn. Die ligt dag en nacht op een stoel als een molentje te snorren. Maar wij mensen maken er in ieder opzicht een veel grotere slachtpartij van. Niet alleen middels megastallen, maar vooral met het vervuilen van de zeeën, het vergiftigen van het luchtruim en het ontbossen van de aarde. Hierdoor vernielen we het leefgebied van alle bestaande dieren en onszelf. Wij zouden onze hand maar eens heel diep in eigen boezem moeten steken.

Spilzucht 19.1.17

Vanavond is in Groningen de grote demonstratie tegen voortzetting van de gaswinning. De voortdurende aardbevingen noden mensen hiertoe. Toch krijg ik er altijd een dubbel gevoel bij. Ook nu. Het is de algehele spilzucht die me de meeste zorgen baart. We zijn zo gewend geraakt aan overdaad dat we onmogelijk terug kunnen. Onze huizen verwarmen we met aardgas, ons water, ons hele hebben en houwen. Daarnaast wordt voor de opwekking van elektriciteit ook aardgas gebruikt. De kraan sluiten zou betekenen dat een groot deel van ons dagelijks leven stil komt te staan. Daar wordt makkelijk overheen gepraat. Een goed alternatief voor onze energiehonger is er nog niet. Windmolens veroorzaken consternatie, zonneparken leveren te weinig op, houtstook zorgt voor luchtvervuiling en kernenergie is een vloek. Neemt niet weg dat de bevingsschade enorm is. Zelfs het UMCG heeft al scheuren. Wellicht hierdoor voel ik mij meer dan voorheen betrokken bij deze netelige kwestie. Het komt steeds dichterbij. Maar we zullen vooral zuiniger en zonder gesjoemel met onze aardschatten moeten omspringen.

Stom! 20.1.18

Ieder mens maakt fouten – een cliché van jewelste. Ik reed eventjes naar Gieten om een brief te posten en wat etenswaren te halen. Eenmaal daar merkte ik dat ik de brief was vergeten. Stom! Ik liep naar de drogisterij en vergaapte mij aan de koopjesbakken. Vorige week zag ik dat op de gierstrepen (heerlijk!) de prijsjes verkeerd stonden afgedrukt. Er stond: ‘van 1.39, nu voor 1.99’. Ik zei tegen de caissière dat dit niet klopte. ‘Hoezo niet?’ zei ze verbaasd. Ik legde het uit. ‘Oh ja’, zei ze. Ze zou het doorgegeven. Dat was dus niet gebeurd. Stom! In de krant las ik dat in het Ter Apeler asielzoekerscentrum een Mexicaan eind vorig jaar zelfmoord heeft gepleegd. Door wanhoop gedreven, omdat hij naar Mexico terug moest. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie stuurde de man enkele uren na zijn dood een briefje beginnende met: ‘Vanwege uw overlijden wordt de maatregel om uw vrijheid te beperken per direct beëindigd’. En dat zijn hooggeschoolde mensen..!! Een geval van ont-zet-tend stom!

Afscheid 21.1.18

Vandaag is het de laatste dag dat ik vrijelijk met mijn verkankerde piemel rondloop. Dat klinkt bijna morbide. Alsof ik er op de valreep nog iets gruwelijks mee wil uitspoken. Van de roede van weleer is al niet veel meer over. De uitgroei aan de linkeronderzijde heeft het tot een nutteloos gedrocht vervormd. Daarbij was de uitstoot alreeds geslonken tot wat druppels mierenmelk. Hoewel het de weg is die welhaast elke man op leeftijd gaat, mag men daar gerust pathetisch over doen. Met een stille saluut aan de vlaggenmast alleen komt men er niet. Maar wie weet komt er iets dragelijks voor terug. Niet meer dat heimelijke gesjor om de boel op de goede plaats te houden. Niet meer het door de pijp van de boxershort uitpiepen van het slurfje en geen ongemak meer bij het fietsen. Zo maar wat zoetjes om het zuur voor even te beteugelen. Over enige tijd weet ik hoezeer ik tegen beter weten in heb standgehouden. Het wordt niettemin nog een behoorlijke overgang.

Geloofswaanzinnige 22.1.18

Aan de Dorpsstraat te Gasselternijveen wenkte een 50/60-jarige vrouw naar ons en in de veronderstelling dat het een dorpsgenote was, stopte ik. Het was echter een liftster. Ze vroeg of ze een stukje kon meerijden. Vooruit maar. Zonder aanleiding verklaarde ze missiezuster te zijn en de boodschap van de Here te verspreiden. ‘Missiezuster…, is dat er nog?’ liet ik mij ontvallen. ‘O ja’, zei ze en meteen begon ze jubelend te raaskallen. Mijn vrouw was al spoedig de wanhoop nabij. Wat had ik wel binnengehaald? Bij de bushalte, vanwaar ze zei verder te reizen, stak ze mij een papiertje toe waarop het woord barmhartig rijkelijk vaak voor kwam, inclusief een lijstje geloofsstellingen waar ik geen chocolade van kon maken. Nauwelijks uit onze auto wuifde ze naar een tegemoetkomende automobilist, die haar goedmoedig liet instappen. Zelden heb ik zo’n labiel mens meegemaakt. ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk’, zei ik en opende de ramen om de Geest te laten waaien. Mijn vrouw concludeerde afrondend: ‘Die is zo gestoord als een deur’.

Kaartjes 23.1.18

9.00 uur, aankomst op kamer 62. ‘Bed 3 is voor u’, zei de verpleegster. Ik hoefde nog niet te gaan liggen. Kort erop werd het bed naast mij binnengereden. Het bevatte een oude man. Hij kwam uit Aduard, was geopereerd aan zijn blaas, zei hij. Daartegenover zou later een mevrouw uit Appingedam komen te liggen. Voor het vierde bed arriveerde tegen theetijd een zekere Henk uit Winterswijk. Hij had darmkanker, kwam voor de derde keer. We aten later samen aan het tafeltje. Hij kreeg mijn braadworst. Die had ik niet besteld. ‘Mmm lekker’, zei hij. ‘Misschien mag ik dit na morgen wel nooit meer’. Daarna schreef ik de kaarten die ik wilde versturen naar familie en een paar vrienden. Tegen tienen liep ik door de schemerdonkere Fonteinstraat naar de hoofdingang. ‘Zoekt u iets?’, hoorde ik de nachtwaker zeggen. ‘Een brievenbus’, zei ik. ‘Die is buiten, maar de deur is gesloten. Als u vlot bent doe ik hem wel even voor u open’. Het voelde als een laatste levensteken.

Botten 24.1.18

Officieel heet mijn aandoening ‘plaveiselcelcarcinoom’ en de operatie ‘partiële penectomie’. Zo staat het op het intekenformulier. Vanmorgen werd ik in alle vroegte weggereden naar het voorportaal van de operatiekamer. Ik was één van de acht patiënten die hier keurig in een halve cirkel stonden geparkeerd. Het was een komen en gaan van medisch personeel. Een jonge arts in opleiding vroeg of ik wist waarvoor ik hier lag. Ik zei dat mij dit geheel duidelijk was. Alsof ik de ingreep nog kon tegenhouden en de arts van de dwaling kon overtuigen. Daarna vroeg hij mijn naam + geboortedatum. Die gaf ik. En plotseling, als in een visioen, doemde de stoet witjassen uit The singing detective op die jubelzongen van de belangrijkste beenderen in het menselijk lichaam, eindigend in de fortissimo: ‘Hear the word of the Lord!’. Onder dit imaginaire gezingzang reed men mij met een glimlach even later naar de operatiekamer. Een weeë lucht beving me. Kort erna bracht men een maskertje aan en zeeg ik ongemerkt naar gene zijde.

Naroes 24.1.18

Ik ontwaakte, of nee het was geen ontwaken; het was uit de voordood herrijzen, zweefdrijven, voorzichtig de ogen openen, een helverlichte ruimte om me heen voelend, geluiden die mijn gehoor tot leven wekten… zoiets. Mijn ogen hadden moeite open te blijven. Er verscheen een verpleegster boven mij. ‘Hoe voelt u zich?’ vroeg ze fluweelzacht. Geen idee hoe ik mij voelde. Mijn rechterarm werd ingeknepen. Bloeddrukmeting. Dat had ik de laatste tijd vaker gehad, dat kende ik. Ik voelde ook iets in mijn neus. Er liep een slangetje naar beneden. Mijn keel voelde rauw. Ik probeerde iets te zeggen, maar ik produceerde een langgerekte ‘Hhoeoehht’. Ik rochelde, het deed pijn. Ik vroeg om ‘waatteeh’. ‘Natuurlijk’, zei de verpleegster en reikte mij een beker aan en geleidde een rietje naar mijn mond. Ik zoog een vingerhoed naar binnen. Vocht zijt gij en tot vocht zult gij wederkeren. Mijn luchtige kant was gelukkig niet weggesneden. Daarna vroeg ik, hoewel de zwaartekracht tegenwerkte: ‘Hoeoe ghaaat het met mijhh zusstehh?’ ‘Prima’, zei ze.

Dwarsligger 25.1.18

Mijn vrouw had in een winkeltje in de Winkelstraat van het ziekenhuis een dwarsligger gekocht. Ik had mij nog nooit aan deze boekvorm bezondigd. Het leek mij niets. Een boek laat zich alleen maar lezen door van links naar rechts om te slaan, niet van boven naar beneden. Maar dat viel erg mee. Liglezend bleek het zelfs een vondst. De titel van het boek luidt Het fantoom van Alexander Wolf, van de voor mij onbekende Russische schrijver Gajto Gazdanov. Het deed me denken aan een titel van de griezelschrijver Edgar Allan Poe. Alsof het erom vroeg juist hier gelezen te worden. ‘Er lagen maar drie van dit soort boekjes’, zei ze. Ik zit nog vol morfine om iets van fantoompijn te kunnen voelen. ‘Kan nog komen’, zei mijn overbuurvrouw, die van een nier was ontdaan. Zeerovers sprongen dol van de fantoompijn die een afgeschoten ledemaat veroorzaakte, letterlijk naar de haaien. Kun je nagaan. Bij de voorgesprekken is niets gezegd over deze vreselijke onziekte. Mogelijk verschilt het per patiënt.

Amputé 26.1.18

Bepaald niet afkerig van de lichaamsbouw van de vrouw, was ik nooit bezig het zelf te worden. Staande in de keuken, recht naar beneden kijkend, miste ik de pronte bobbel waardoor ik mij ruim 60 jaren man kon noemen. En door de afgevlakte buitenlijn is er in mijn onderbroek een overbodige ruimte ontstaan. Eerst was er nog de flauwe gedachte dat mijn gekortwiekte piemel zich tussen mijn bilnaad had verstopt, daarna dat het zich had teruggetrokken. Beiden waren pertinent onwaar. Het is er gewoon niet meer. Het onbewust krabbelen aan het ding wat antropologen tot een overblijfsel van de voorouders van de man rekenen en het nu en dan zo onopvallend mogelijk zogeheten terechtleggen, daarvan kan bij mij geen sprake meer zijn. Ik moet mij er naar schikken en mij desondanks toch mannelijk gedragen. Dat wordt nog heel raar liegen. Maar ik heb ook niet meer die latente angst van het beeld uit Turks fruit, waar de hoofdpersoon zijn ‘lul’ tussen de haakjes van de rits krijgt. Brrrrr!!

Bal 27.1.18

Vannacht werd ik wakker, zoals ik vaker één of enkele keren per nacht wakker word, met een erectie ten teken van een volle blaas. Vanwege het gezwel was dit de laatste tijd een kwelling. Ik stond dan meteen op en ging naar de wc. Hiermee was het leed geleden. Nu de boosdoener is weggehaald zou mogelijk ook de plaspijn verdwenen moeten zijn. Dat blijkt een enorme tegenvaller. Het is er nog evengoed. Het woord pinkeltje mag de afgelopen dagen enige keren -badinerend weliswaar- zijn gevallen, in mijn geval is ze onjuist. Hierbij betreft het iemand die van geboorte erg klein is geschapen. Daar was bij mij geen sprake van. Hoe de wond van mijn gehalveerde penis zich zal herstellen is af te wachten. Het lijkt een beetje op een in elkaar gedeukte bal. Wie weet zal het zich op den duur keurig ontvouwen. Ik zal niet zeggen dat ik er een moord voor doe, maar het gemis van mijn oude piemel begint zich al aardig op te dringen.

Boek 29.1.18

Sinds tijden niets van mijn uitgever vernomen -ik dacht dat ze mij zonder bericht had gedumpt- kreeg ik vanmorgen ineens een mailtje. Ze had vernomen dat ik iets ernstigs mankeer en ook ongeveer wat. Mogelijk heeft een bevriende auteur uit de school geklapt. In vroegere tijden, onderrichte ze, leden mannen vaak aan de venerische ziekte syfilis, edoch verzwegen het angstvallig. Het is een hiaat in de Nederlandse lectuur. Er werd toen vooral over zielpijn en neerslachtigheid geschreven, niet zelden eindigend in de zelfgekozen dood. Nu was haar vraag of ik het aandurfde iets over de wederwaardigheden van mijn ziekte te schrijven. Het zou mooi kunnen aansluiten op Ontdekkingstochten in de duistere schedelholten en Het darmkanaal afgevaren per placeboot. ‘Het zou een volgend verkoopsucces kunnen worden’, kweelde ze. Ik twijfel sterk. Het komt mij niet alleen erg gretig voor, maar ook nogal gevoelloos. Ik antwoordde dat ik het verhaal Het monster van Zeerijp kan leveren. ‘Want Groningen is hot’, mailde ik terug. ‘En ernstig ziek. Veel zieker dan ik’.

Wensmuntje 31.1.18

Er werd gebeld. Op de stoep trof ik een man met een soort aktetas, dat nog geen vijf tellen later een laptop bleek te zijn. Hij zei te werken voor Hitcoin Money Investment en zag overduidelijk een klant in mij. Voor ik iets kon uitbrengen -aan de deur wordt niet gekocht, bijvoorbeeld- rolden mijn koopgegevens al over het scherm. Jumbo, Gamma, Volkskrant, Action, Bruna, Plato…, de consumerende mens is nergens meer veilig. Ik zei enkele keren dat ik geen interesse had. Het kostte me uiteindelijk grote moeite de man van mijn erf te verwijderen. Op mijn terugloopje vond ik een muntje dat bij nadere beschouwing verdacht veel weg had van een chocolade sinterklaasmunt. 1 hitcoin stond er op gedrukt. Het woog bijna niets. Ik probeerde het denkbeeldige dekseltje los te wrikken, maar dat lukte niet. In de bankschroef sloeg ik het met fors geweld dwars doormidden. Het was hol. Er zat een briefje in met de tekst: Deze dag kan niet meer stuk. Een waarheid als een dooie koe.