September 2018

Rossi 1.9.18

Het leven is een gelijk een stikselwerk; enerzijds prachtig, anderzijds een drama. Ik spreek puur voor mezelf. Goed geluimd stap ik de deur uit en het nodige ongeluk komt al miezerend op me af. Na de kopstoot van amper een jaar geleden, overkwam ons nu het afscheid van Trudie en de onverwachte dood van Gerrit. De wegvaging van tweederde van ons huisdierenbestand in amper twee weken voelde als een dreun. Dat er op den duur een nieuwe hond zou komen was zo zeker als wat, alleen niet wanneer. Voor de aardigheid googlede ik. Bijna alle in asiels verblijvende honden reiken ver boven onze maat. Vooral plenty staffordshires en herdershondachtigen. Modehonden, verziekt door inteelt, enkel ingegeven door geldzucht van broodfokkers. Een wandelvriend met wie ik over deze misère sprak, belde ons nog gisteren. Hij kent een mevrouw die haar hondje wel kwijt wil. Wij gingen erop af, bekeken het diertje en vielen er meteen voor. Het is een shih-tzû. Rossi, heet-ie. Het klikt perfect. We kunnen weer jaren vooruit.

Dilemma 2.9.18

Van alle soorten geluidsdragers heb ik er maar een paar in mijn bezit. De bandrecorder was het eerste apparaat, daarna de platenspeler, weer later de cassettedeck en tenslotte de cd-speler. Een walkman heb ik nooit gehad.
Begrippen als iPad, mp3 en streamen zeggen me niets. Het aardige is dat al die oude, tastbare dingen terugkomen. Langspeelplaten zijn nooit echt weggeweest, maar nu beleeft ook de cassette een voorzichtige opleving. Gisteren waren we bij mijn broer in Emmen. Hij bezit veel platen en cd’s. Hij wil ineens van zijn cd’s af, hij vindt die spiegelplaatjes maar niks, hij wil alleen nog lp’s. Je ziet dat meer, dat teruggaan in de tijd. Hij bood me zijn hele collectie cd’s te koop aan. ‘Nee man!’, zei ik en plukte enkele prachtige exemplaren uit zijn collectie. Ik draai naast langspeelplaten en cd’s ook nog regelmatig cassettes. Ik heb van alles een royale voorraad. Het is maar goed dat ik niet wil kiezen. Ik zou niet weten wat ik zou moeten laten vallen.

Cafébaas 3.9.18

Ik zat op het zorghuisterrasje, toen ik een man zag naderen in wie ik mijn vroegere cafébaas herkende. Hij liep met een stok, die hij ietwat stijfjes hanteerde. ‘Hé Jan’, zei ik, toen hij mij genaderd was, ‘hoe is’t jong?’ ‘Niet geweldig’, zei hij. ‘Ach man toch’, zei ik. ‘Ik mankeer van alles’, zuchte hij. Hij had pleisters op zijn handen en zijn armen vertoonden rode plekken. ‘Bloeduitslag’, zei hij, toen ik er naar wees. ‘En ik heb last van hartritmestoornissen en met de prostaat is het ook niet goed’. ‘Kanker’, raadde ik voorzichtig. ‘Nee, dat niet, maar ik kan mijn plas niet goed ophouden. Het stroomt ‘d er zo uit. En ik heb last van apneu’. ‘Tjongejonge’, zei ik verschrikt. Als er vroeger in zijn café een onguur persoon de sfeer zat te bederven, dan smeet hij hem er zonder moeite uit. Hij schommelde wat op zijn stok. ‘Evenwichtsstoornis’, zei hij. Hij begon weer te lopen. ‘Zet ‘m op’, zei ik. Mijn menselijk landschap vertoont steeds meer duistere plekken.

Doener 4.9.18

Niks op tegen als iemand ’s ochtends begint met een uurtje meditatie of yogateren, zoals ik in het foldertje lees. Ik doe het niet. Ben ik daarom een geestarm mens?, zoals ik er uit opmaak. Ook, omdat ik niet in een godheid geloof die ons doen en laten van bovenaf bestuurt en ons met de gevolgen laat. Ik lees het in een foldertje dat ik meenam uit het bakje bij een huis aan de straat waar ik rommeltjes raapte. Zinsbegoocheling versus aards gewroet. Ik ben niet van dat vage introspectieve, ik laat liever mijn handen wapperen. Heeft dat aanzien? Bijzonder weinig. Geregeld wordt ik bekeken als een zwerver, pas als ik uitleg waarom ik dit doe (‘Geen taakstraf hoor, gewoon uit eigen beweging’) zie ik soms lichte verandering. Ik liep langs dat huis waarop ‘Schoon uw leven via transcendente meditatie’ stond gekalkt. In de rozenbottelbosjes vond ik echter opmerkelijk veel petflesjes en energiedrankblikjes. Hier ligt nog een schone taak voor de leraar om ook de zichtbare wereld van het vuil te ontdoen.

Brugwachter 5.9.18

Eén van de vervelendste en ook vernederendste taken bij het vinden van werk was altijd het opstellen van de c.v. Mijn diploma’s en getuigschriften bleken totaal verlopen. Het mocht een wonder heten dat men aannam dat mij de kunst van het lezen en schrijven bekend was. Sollicitaties verliepen steeds moeizamer, zeker toen mijn gezondheid ook nog eens begon te kwakkelen. Integratiebedrijven dienden zich aan en jobcoaches namen de taak over van het arbeidsbureau. Uit de testen van de diverse banenbureau’s kwam steeds het beroep van brugwachter naar voren. Daar keek ik van op. Maar bij de uwv-sollicitatiewerkgroep -ik was inmiddels 63- hoorde ik tot mijn verbazing dat bijna alle aanwezige mannen bij soortgelijke integratiebureaus óók geschikt waren bevonden voor brugwachter. Er zouden domweg te weinig bruggen in Nederland zijn om ons allemaal aan zo’n baantje te helpen. Zouden die coaches echt niet hebben geweten dat niemand van die werkzoekenden op een baan als brugwachter zat te wachten? Ik wens ze met terugwerkende kracht veel succes bij het solliciteren.

Uitnodiging 6.9.18

Voor de derde jaar op rij kreeg ik een mailtje voor het verjaardagsfeestje van Hip en Manon. Dat zal plaatsvinden op 23 september a.s. De kids zouden het leuk vinden als ik/wij daarbij aanwezig zouden zijn. Met vriendelijke groet, Rineke. Bijzonder aardig, maar ik ken geen Hip en Manon. Ook mijn vrouw kent niemand met die namen. Het gebeurt vaker dat ik post krijg van mij totaal onbekenden. Jarenlang kreeg ik een uitnodiging + prachtige folder van een bedrijf dat handelt in John Deere landbouwmachines. Eerst stuurde ik het pakketje terug met fout geadresseerd, maar dat hielp niet. Het jaar erop kreeg ik weer eenzelfde pakket. Ik kon, afgaande op de aanbiedingen, profiteren van o.a. een 250pk John Deere + 3-assige opraapwagen. Pas na jaren hield het op. Ik denk dat ik te weinig trekkers en aanverwanten kocht. Er valt op ons tuintje ook moeilijk te landbouwen. Ik zal Rineke antwoorden dat we helaas verhinderd zijn, hopend dat ze mij/ons volgend jaar gewoon weer een uitnodiging zal sturen.

Update 7.9.18

Een halfjaar geleden ben ik geopereerd. Hoe gaat het nu met mij? Ik heb heel veel goede dagen en af en toe een wat slechtere. De goede dagen zijn niet veel anders dan ze altijd al waren, met dien verstande dat ik deze nu bewuster beleef. Soms realiseer ik me dat er weinig bij had hoeven komen of ik had het tijdelijke ingewisseld voor het eeuwige. Niet dat ik nu van de weeromstuit een vreugdedansje maak, maar mijn middelvinger opsteken tegen dat rottige kankergen doe ik regelmatig. Ik sta voor het zolderraam en kijk over het veld. Ik leg mijn hand op mijn geëgaliseerde geslachtsgebied en denk aan de man die zijn hand bij een ongeluk verloor en nooit meer gitaar kon spelen. Dat moet verschrikkelijk zijn, maar ook hij zal er mee leren leven. Soms denk ik terug aan het genot dat ik van mijn kleine jongen heb gehad. Het is een moeilijk te beschrijven aanslag op mijn gestel. Dat is dan zo’n minder goeie dag.

Op 8.9.18

Mijn schoonmoeder is aan haar eind. 89 is ze. Een leeftijd die voor menigeen niet is weggelegd. Ze kreeg jaren geleden last van psychosen en angstaanvallen, waardoor ze enige tijd in een psychiatrisch tehuis verbleef. Voor een groot deel had dit te maken met de doorstane bombardementen op haar woonstad Rotterdam en de hongerwinter. Schoonouders krijgt men als bijvangst, men kan ze moeilijk kiezen. Ze kunnen je het leven ernstig vergallen of juist verrijken. Ik had eens verkering met een meisje wier weduwmoeder zeer op mij gesteld was. Het zorgde voor een niet te dragen spanning. Dat moest wel fout gaan. Met mijn schoonmoeder had ik een uitstekende band. Alleen haar regelmatig uitgespuugde verwensing ‘stomme boeren’ stuitte mij weleens tegen de borst. Ik wist dat een groot deel van die boeren in de Tweede Wereldoorlog gevluchte stedelingen van voedsel had voorzien. De laatste jaren haalden wij haar zondags op en toen dat niet meer ging bezochten wij haar wekelijks in het verzorgingstehuis. Ook dat zullen we gaan missen.

Doorwake 9.9.18

Mijn vrouw is vanavond naar haar moeder, ik heb zogezegd het rijk alleen. Dat schijnt een gebeurtenis te zijn waar vooral door mannen nogal eens over wordt geschamperd. Alsof men als echtgenoot normaliter onder de plak zit bij vrouwlief. Voor mij is dat geenszins het geval, daarom weet ik niet goed raad met deze vrijheid. Ach, ik vermaak mij wel, er ligt nog een stapeltje kranten. De televisie heeft weinig te bieden. Paleis voor een prikkie -favoriet van mijn vrouw- kijk ik even, maar de ergerlijke reclameblokken van een minuut of acht per stuk irriteren me. Mannen die een avond (of nacht) alleen zijn vergrijpen zich als een kans voor open doel nogal eens aan een lang bewaard flesje wijn of whisky. Dat doe ik ook al niet. Ik draai ter verstrooiing een plaat van Harry Belafonte. Hoe burgerlijk wil je het hebben? Tegen 23.30 uur belt ze of ik haar op wil halen. Tuurlijk! Moeder slaapt; de nachtdienst neemt het over. We waken thuis samen wel verder.

Sacrament 10.9.18

Schoonmoeder zou de sacramenten der zieken krijgen. Dat wilde zij graag. We belden haar pastoor en leidden de modern geklede man naar haar kamertje. Hij voer twee zwartleren tassen met zich mee. Na schoonmoeder te hebben begroet en zalvend toegesproken, creëerde hij op het tafeltje naast haar bed een altaartje. Hij klapte voorts een houten kruisje uit en plaatste het in het midden. ‘Nu kan er niets meer fout gaan’, zei hij sonoor. Wij figureerden als bescheiden getuigen. Ik moest aan Gerard Reve denken die de roomse kerk een poppenkast noemde en de paus Jan Klaassen. De pastoor deed zijn werk met verve, dronk daarna een kopje koffie en vertrok spoorslags. Toen zag ik dat hij één van zijn tassen was vergeten. Ik probeerde hem haastje-repje in te halen, maar hij reed de hoek al om. Wie weet miste hij de hosties en wijn voor een of andere viering. Ik had dolgraag in die tas willen kijken, maar privacy is mij meer waard dan hun gelofte van kuisheid.

Onderduik 11.9.10

De Sherlock Holmes van de Lage Landen twitterde dat hij de zoekers naar de ondergedoken Armeense kinderen Lili en Howick ‘nsb-ers’ noemt. De kinderen zouden het land worden uitgezet, maar doken onder. De politie deed een burgeroproep hen te zoeken, ‘want er kan wel iets ernstigs gebeurd zijn’. Dat ernstige wás feitelijk al gebeurd. Een terugflits. Jaren geleden waren we op een kunstmarkt in Oudeschans. Ineens begon het te regenen. We vluchtten het dorpshuis binnen. Het was hier verboden te roken. In het halletje stond een man te roken, zijn rook trok naar binnen. Mijn vrouw zei er iets van. De man trok fel van leer en zei dat wij nsb-ers waren. Ik zei boos dat hij niet wist wat hij zei, wat hem nog feller maakte. We liepen geschrokken naar buiten, maar de man volgde ons luid scheldend. Wij voelden ons ernstig bedreigd, temeer niemand hem terugfloot. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die voor dit soort lieden vluchten, zelfs onderduiken. Woorden kunnen moordend zijn.

Herders 12.9.10

Het is dood wat de klok slaat. Zojuist telefoontje gehad dat schoonmoeder in de laatste fase is gekomen. Het kan dus elk moment afgelopen zijn. Vandaag gewerkt aan het bevrijdingsportret van Mozes Vet. Een stamboom van louter doden. Vorige week een verhaal geschreven naar het beroemde verhaal van Ernest Hemingway, spelend op de Kilimanjaro. Ook hier speelt de dood de hoofdrol. Tussendoor nog een column over de dreiging voor het ruimen van graven op onze oude begraafplaats. En zo-even las ik dat Helen Shepherd, spil van de familiezanggroep The Shepherds uit IJmuiden, is gaan hemelen. Ze waren vooral bekend van de ietwat religieuze en Oudhollandse folksliederen. Pre e.o. Ik vond die liedjes in mijn jongste jaren heel aardig. Mijn broer werd zanger in een beatgroep die zich aanvankelijk The Shapers noemde, hetgeen soms werd vertaald als schepers. Voor een Drentse band een niet misplaatste naam. Hoewel The Shephers geen The Weavers of Kingston Trio waren, begon mijn liefde voor folkmuziek er wel mee. Mede dank zij Helen Shepherd.

Schaamte 13.9.18

Vanmiddag was ik voor controle in het UMCG. Ik vertelde mijn arts dat ik om het schuren tegen mijn scrotum tegen te gaan soms twee onderbroeken draag; een slip en een boxershort. Ik zei dat ik onlangs in het tv-programma First Date een vrouw hoorde zeggen dat mannen die geen onderbroek dragen (?) doorgaans arrogant zijn. ‘Wat moet ik dan wel zijn?’ zei ik. De arts glimlachte enigszins verlegen. Het was een beetje op het hellend vlak, dacht ik later. Mijn vrouw was vanavond in het zorgcentrum bij het aanrecht in de huiskamer bezig, toen er plotseling vlak naast haar een bewoonster krijsend neerstortte. Paniek alom. Schoonmoeder boemelt rustig in haar treintje naar de hemel en deze medebewoonster snelt haar als een raket voorbij. Een wonderlijk mensje. Afgelopen maandag wreef ze nog als een verliefde tiener tegen me aan. ‘Als ik 50 jaar jonger was dan wist ik het wel’, zei ik rellerig. Ze brulde haar demente kraailach. Naarmate men krakkemikkiger wordt valt er steeds meer schaamte weg.

Tirannie 14.9.18

Vannacht is schoonmoeder ingeslapen. Het regelen van haar crematie werd een drama doordat mijn oudste schoonzus de hele afhandeling naar zich toe trok. Gewoonlijk doet men dit gezamenlijk. Ik hoorde bij het binnenkomen dat ze zelfs de hartsvriendin van schoonmoeder niet bij de crematie wil hebben. Ik zei ‘Dat zal haar veel verdriet doen’, waarop schoonzus brieste ‘Jij moet je er helemaal buiten houden!’. Ik was te onthutst om te reageren. Deze taal…! Onder mijn eigen dak nota bene! Ik riep iets van tirannie en verdween trillend van woede naar mijn werkkamer. Zelden voelde ik in zo’n korte tijd zo’n diepe afkeer jegens iemand opvlammen. Ik maakte nog net mee dat ook haar man en onze zwager door haar werden kaltgesteld: ze verdwenen naar de voorkamer. Om mijn woede te kanaliseren, zette ik Combat Rock van The Clash op. Maar intussen kreeg verdriet geen ruimte. Nog zie ik schoonzus een rozenkransje op het ontzielde lichaam leggen. Met affectie had dit weinig te maken. Als háár wil maar geschiedde!

Abstract

Mijn vrouw deelde een uurtje later mee dat het huis weer voor ons alleen was. Ik hoorde nu een en ander over het onderhoud met de begrafenisondernemer. Bij zijn aankomst hadden mijn zwagers hem verwezen naar de achterkamer. De man had wat bevreemd gekeken. Hij hoorde hoe Joe Strummer boven z’n uiterste best deed de bijeenkomst beneden strikt volgens de punkregels te verstoren. Hij moet anders gewend zijn. Eenmaal aan tafel moet de man gevoeld hebben dat hier op wel zeer verschillende wijze om de dode gerouwd werd. Tussen de directe nabestaanden was van enige chemie geen sprake. Van verdriet al helemaal niet, eerder van ontzetting. ‘Ik heb geen stom woord kunnen uitbrengen’, zei mijn vrouw, toen wij elkaar in de keuken na deze ruwe scheiding, innig omklemden. Op dat moment werden wij gestoord doordat zwager H. zachtjes tegen het raam tikte. Hij was in de consternatie zijn jas vergeten. Ik stak het hem toe. Zijn droeve blik sprak boekdelen. ‘Die heeft het ook niet makkelijk’, zei ik.

Donatieboeken 15.9.18

In het UMCG bevindt zich een bibliotheekje waar men ook boeken voor de verkoop kan afstaan. Elke keer als ik er kom neem ik een vijftal mee. Mensje van Keulen, Freek de Jonge, Remco Campert, Conny Palmen, Wim de Bie, Adriaan van Dis, Heere Heeresma, Maarten ’t Hart …, schrijvers van niveau. Ik kan ze steeds makkelijker afstaan. Dat komt ook omdat ik ze zelf voor een habbekrats heb gekocht of gratis uit een boekenkastje heb meegenomen. Voor wat betreft nieuwe boeken is Action tegenwoordig mijn leverancier. Voorzien van de opdruk ‘iets beschadigd’, wat zelden het geval is, koop ik hier werk van even bekende schrijvers als bovengenoemd. Een vaste boekenprijs kennen zulke winkels niet, lezen is überhaupt niet hun ding. Het is puur handel. De dames in het biebje zal het een zorg zijn. Zij nemen ze met een ‘hartelijk dank’ in ontvangst. Later zie ik ze voorzien van de nieuwe prijs in de rek voor hun winkeltje en dan denk ik; zo weer wat gedoneerd voor het kinderkankerfonds.

Merk 16.9.18

Ik moest even naar de notaris voor een wijziging in ons testament. Ik parkeerde mijn autootje tussen twee Volvo’s. Daarnaast stond ook weer Volvo en voor het huis van de notaris stond ook eentje. Het land stikt werkelijk van de Volvo’s. Er zijn mensen die meerdere hebben en die, om ze tegen weer en wind te beschermen, de speciale Volvo-beschermhoes aanschaffen. Meer dan een kwart van alle autobezitters in Nederland heeft wel ergens een Volvo. Ik heb verder Volvocaravans gezien, Volvobrillantine, Volvotandpasta en Volvotennisrackets. Er is een Volvo-verzekeringsbedrijf, een Volvo-koffieshop, een Volvo-afhaalchinees en aan de A12 bevindt zich een relaxcentrum waar Volvorijders zich van hun stress kunnen ontdoen. Een handige ondernemer vertaalde het woord volvo in vulva en speelt hier ruimhartig op in. Verder zijn er outdoorschoenen, bustehouders, jaloezieën, dopsleutels, theemutsen, toiletpapier, havervlokkenbroodjes, radiotoestellen, meubels, zonnecollectoren, voorbehoedsmiddelen, afwasbenodigdheden, whisky en mindfulnesscursussen van het merk. Er begint derhalve een zekere Volvo-overkill te ontstaan en een voorzichtige afkeer. De notaris beluisterde waarvoor ik kwam -testamentwijziging- en gaf mij zijn fiat.

Kastjes 17.9.18

Ik had het onlangs over boeken die ik tijdens mijn bezoeken aan het UMCG meeneem, maar wat me ook heel aardig lijkt is om zo af en toe een ‘klein bibliotheekje’ (little library) ergens aan de straat voor een huis helemaal leeg te halen en het dan te vullen met boeken van 1 schrijver. Ik heb van meerdere schrijvers vrij veel boeken. Van Bomans bijvoorbeeld of van Carmiggelt, Buddingh’, Wolkers, Steinbeck, Faulkner, Campert.… Lijkt me een aardige grap als de eigenaar of eigenares tegen de avond het kastje af wil sluiten of binnenhalen en bij een terloopse blik op de ruggen alleen maar Bomansen of Dickensen ziet. ‘Krijg nou wat’, zal hij/zij zeggen en er met eega langdurig over kletsen. Ik zie het zó voor me. Maar ja, de vraag is of ik voor een grap de gehele collectie van 1 schrijver moet opofferen. Dat wil niet zeggen dat ik het idee nooit wil uitvoeren, alleen je zult net zien dat er dan geen ‘kleine boekenkastjes’ meer zijn.

Cadeautje 18.9.18

Gistermiddag is de uitvaartregelaar opnieuw langs geweest om alles door te nemen en af te handelen. Door het aardige weer verpoosden mijn zwagers nu in de tuin en ik tikketakte boven. Mijn vrouw had ons onderwijl van koffie voorzien. Alle kosten op een rijtje gezet, zei de uitvaartregelaar, bleef er nog een aardig bedrag over. Het zou een goed idee zijn om dat bijvoorbeeld te besteden aan iets wat gelinkt kon worden aan de uitvaart, zoals kleding. Daar kon zelfs boze schoonzus geen nee tegen zeggen. Alzo zijn we vanmorgen al vroeg op pad gegaan om voor een voor ons doen buitensporig bedrag aan kleding te kopen. ‘Ik hoop wel dat dit vergoed wordt’, zei mijn vrouw, toen ik met een paar Dunlop regenlaarzen, goretex wandelschoenen (50% afgeprijsd, maar toch) en een Noorse trui bepakt naar de auto liep. ‘Hij heeft toch niet gezegd wat wij moeten dragen tijdens de uitvaart’, zei ik. Mijn vrouw had overigens ook royaal ingeslagen. ‘Als we de bonnetjes maar op tijd opsturen’.

Leeg 19.9.18

Vandaag krijg ik geen stukje voor elkaar. Er heeft weliswaar een belangrijke gebeurtenis plaatsgevonden -de uitvaart van mijn schoonmoeder- maar dat was zo’n verstikkende vertoning dat ik daar niets over kan schrijven. Ik zou met de titel Leeg kunnen volstaan en de bestemde ruimte indachtig een toneelstuk van Samuel Beckett of het schilderij Zwart vierkant van Kazimir Malevitsj onbenut kunnen laten. Ik zag dat schilderij onlangs in het museum. Er stonden een paar mensen naar te kijken met een blik of ze er hoe dan ook iets in wilden zien. De mens wil nu eenmaal waar voor zijn geld. Gedichten van 1 woord bestaan ook, zelfs de puntkomma is als gedicht gemunt en de dummy, verbeeldend het lege leven, als roman. Bij het filmcircuit waar ik vrijwilligte, gebeurde het eens dat een man wel een kwartier naar het witte doek bleef kijken. Toen ik hem voorzichtig aansprak, zei hij dat hij dacht dat er nog iets kwam. Hij was niet eens teleurgesteld. Nou, zo’n dag was het ongeveer.

Ontlading 20.9.18

Ik ben nog steeds verbaasd over mijn woede-uitbarsting van vorige week. Het was voor mijn doen ongekend. Hoe ontstond dat? Ik las onlangs over een conversatie tussen Leonard Cohen en Bob Dylan. Cohen zei hierin dat het perfectioneren van zijn lied Hallelujah hem enkele jaren heeft gekost. Op zijn vraag hoe lang Bob over I and I (een favoriete Dylancompositie voor Cohen) heeft gedaan, zei hij ‘Een kwartiertje misschien’. Strikt genomen zou hij het in een kwartier hebben kunnen opschrijven, maar dan moet het wel kant-en-klaar in zijn hoofd hebben gezeten. Het kan ook bluf zijn. Maar Bob Dylan heeft vaker gezegd dat hij sommige liedjes in een roes opschreef. De rijpingstijd kun je onmogelijk meetellen. Ik verklaar mijn woede-uitbarsting als het gevolg van opgekropte frustraties. De ontlading van een adrenalinebom. De woede is nu over en ik koester geen wrok, hoewel ik bij mijn besluit blijf boze schoonzus liever niet meer te willen spreken. Maar ik en ik zijn twee, dus helemaal zeker weet ik het niet.

Regelmaat 21.9.18

Het adopteren van een hond verplicht de verzorger tot regelmatig leven. De lamlendeling vermag misschien de hele dag in zijn bed weg te rotten, de hond wil er op zeker moment uit en dus zal de man of vrouw in het geweer moeten komen. Ik loop er doorgaans drie keer per dag mee, opgeteld zo’n kilometer of vijf. Gedurende die wandelingen piest en kakt Rossi en bezie ik een en ander of spreek iemand aan. Het schijnt goed voor lijf, leden en vooral hoofd te zijn. Weer bij huis aankomend zie ik soms een flitsje van die reclame voor me van een man die met zijn verregende labadoedel en bemodderde laarzen naar binnen klost en twee seconden later achter een dampend bord snert zit. Dat is mij nog nooit overkomen. Vanavond regende en waaide het. Toch moest ik even door deze onstuimigheid. Onderweg hielp ik een egel tussen een paar auto’s door de weg oversteken. Dat is me heel wat meer waard dan dat filmpje op de televisie.

Activist 22.9.18

Regelmatig ontvang ik mails van Amnestie International ter ondersteuning voor de vrijlating van een ten onrecht gevangene. Ik teken deze petities altijd. Nu had ik er eentje uit Mauritanië. Het betreft een man die het gezicht is van de anti-slavernijbeweging IRA, daarnaast is hij kandidaat voor de parlementsverkiezing van september a.s. Zijn naam is Biram Dah Abeid. Het is naïef te denken dat slavernij in de loop van de 19-de eeuw ophield te bestaan, alsof de arbeid en dan met name de kinderarbeid in bijvoorbeeld de kledingindustrie niet als een grove schending van de mensenrechten mag worden gezien. Pure slavernij, waar wij allemaal de vruchten van plukken. Het feit dat wij zo welvarend zijn en daardoor zo ongebreideld kunnen inslaan, heeft alles te maken met het goedkope arbeidsaanbod van onder andere Mauritanië, waar Westerse en Oosterse bedrijven dankbaar gebruik van maken. Maar eerlijkheid gebied te zeggen dat ik over de rug van Biram Dah Abeid mooi weer speel. Eigenlijk ben ik nog veel fouter; omdat ik het weet.

Sap 23.9.18

In ons dorp bevindt zich een laantje dat aangekleed is met perenbomen, die, ondanks de droge zomer, barstensvol hingen. Mensen kunnen dit fruit kopen, maar ook zij hebben hun bomen vol hangen, daarom verzon de Perenclub een nieuwtje. Men zou het fruit gaan malen tot sap. Op onze Herfstmarkt stond daarvoor een speciale machine. Aan de ene kant gooide iemand er een kist peren in en via een lawaaierig proces kwam er aan de andere kant sap uit die iemand in een plastic zak opving en in een doos liet ploffen. De machinebediener deed me aan Willie Wortel denken. Op mijn vraag of het fruit wel goed schoon wordt gaf hij een ontwijkend antwoord. Ik heb een zwak voor hygiëne en vertrouwde het niet zo. Niettemin gingen de dozen grif van de hand. Het hoofd van de verkoop bezag mijn weifeling en schoof mij een bekertje toe. ‘Proef maar’, zei hij. Soms levert die domme smoel van mij nog weleens een douceurtje op. Maar eh… het was heerlijk.

Exploitatie 24.9.18

Naar aanleiding van het verblijf in het Groninger Museum van Freek en Hella de Jonge vroeg iemand mij wat ik daar van vind. Ik wist er niet goed raad mee. Ik ben geen liefhebber van het Groninger Museum. Vanwege hun soort exposities en ook vanwege de hautaine houding van het personeel. Dat gaat niet helemaal op, want de exposities van met name Waterhouse en Repin waren prachtig en sommige personeelsleden zijn heel aardig. Je moet als levend schild voor een museumpubliek ook stevig in je schoenen staan. Er zijn mensen die hun lichaam kunst vinden en exploiteren zich derhalve schaamteloos. Het is een vorm van exhibitionisme en daar heb ik niets mee. Het schijnt bedoeld te zijn om de kijker te confronteren met zichzelf, om te voelen hoe het is te leven in een publieke kijkdoos. Ik denk eerder dat het niets meer is dan zelfverheffing. Er lopen duizenden nimmer tentoongestelde mensen op straat die waarschijnlijk even boeiend zijn, maar totaal onbekend. Er is feitelijk geen kunst aan.

Stoorzender 25.9.18

We hebben onze kat Wilfried veel te veel verwend, dat is een feit. Geen wonder dat het dier (medebewoner wou ik haast schrijven) gedragingen heeft verworven die alle perken, zelfs die voor dieren, te buiten gaan. Het begon onopvallend met het bezetten van één van onze stoelen. Korte tijd later eigende hij zich het recht toe over tafel te lopen om op de vensterbank in de zon te kunnen liggen. Ik wist dat als ik er nu niets aan zou doen hij vrij spel zou krijgen. En toch deed ik niets. Als ik mijn bakje vla eet legt hij zijn poot op de rand en dwingt mij het hogerop te houden. Hij vlijt zich dwars over de krant, zodat het het lezen hindert. Hij verstoort met zijn zwaaistaart het licht en verlamt met zijn luid gesnor mijn concentratie. Hij springt ongevraagd op mijn schoot en bonst jennerig met zijn kop tegen de mijne. Hij wordt zo langzamerhand een lastpost, die ik niettemin steeds meer als een genot ervaar.

Dorpskenner 26.9.18

Ik had gereageerd op de oproep voor ‘dorpskenner’ van mijn gemeente. De bedoeling hiervan is om gemeente-ambtenaren de dorpen te laten zien en er over te vertellen. Dat lijkt mij wel wat. Om een en ander toe te lichten was er een bijeenkomst in het gemeentehuis. We zaten er met twaalf mensen van zes dorpen. Elk dorp krijgt tien gemeentegasten. Naast mij zat een mevrouw uit Eexterveenschekanaal die regelmatig een vraag stelde en dit steeds aanving met ‘Ja sorry, dat ik iets wil vragen, maar…’ Na de zoveelste interruptie zei ze ‘Ja sorry, ik ben misschien wat traag van begrip, maar…’. Ik had willen zeggen, ja sorry, wíj zijn misschien wat snel van begrip. Ik hield me wijselijk stil. Elke deelnemer krijgt twee uur om het dorp te promoten. Ik benijdt de ambtenaren niet die gedropt worden in Eexterveenschekanaal. Hoewel…, is dit niet wat al te aanmatigend? Een toontje lager kan geen kwaad. Wie weet bak ik er volgende week niets van en ben ik meteen weer dorpskenner af!

Initialen 27.9.18

Een dingetje waar ik niemand over hoor is waarom mensen als ze naar hun postcode wordt gevraagd altijd mannennamen voor de letters gebruiken. In mijn geval zou dat bijvoorbeeld de T voor Tinus en de A voor Anton zijn. Er zullen uiteraard mensen zijn die hier vrouwennamen voor gebruiken, maar gewoonte is dit niet. Ik gebruik voor dit doel al jaren vrouwennamen, maar merk dikwijls dat dit apart wordt gevonden. ‘Mag ik even uw postcode?’ vroeg de mevrouw van de bank die ik belde. Ik zei ‘T van Tineke en A van Anneke’. Ik hoorde een korte gniffel en haar de namen herhalen. Dat zou ze denk ik niet hebben gedaan bij Tinus en Anton. Er is kennelijk ooit middels een maandagochtendwetje bepaald dat mensen die initialen bij bank of overheidsinstanties wordt gevraagd te noemen, daar mannennamen voor moeten gebruiken. Ik stel voor dit wetje geruisloos af te schaffen. Geheid zal er eerdaags een lbhto+lid, net als bij de aankondigingen in treinen en op stations, stampei over maken.

Voorstellingsvermogen 28.9.18

Leo Vroman schrijft in zijn Herfstdagboek dat hij, ofschoon hij makkelijk verliefd werd, meteen ook de nadelen van zo’n verhouding zag. Vooral zijn door de leeftijd -hij was al in de tachtig- ontstane butsen zouden de jonge hinde maar doen afschrikken. Minus haaruitval en spataderen, kan ik hier wel aardig in meegaan. Ik bezag bij een spontane verliefdheid ogenblikkelijk de nadelen van beantwoording. O, die veel te hoge hakken waarnaast het rampzalig bewegen moet zijn; die veel te nauwe kleding; die geverfde haren; die tas van een Parijs’ modehuis; die gouden opsmuk; die sigaret; dat glas wijn; die patserige vrienden; die praat van wel heb ik jou daar en dan die parfumgeur…… De aanblik is prachtig, zong in mij, maar ik wil mijn rustig leventje er niet aan vergooien. Bovenal wil ik mijn liefstelief niet verdrieten met een amoureuze uitglijer. De kroegen zitten vol overmoedige mannen die de verblindende lichtheid van de liefde denken aan te kunnen en onophoudelijk falen. Mijn voorstellingsvermogen is beslist een hele goede voorbehoeding.

Ritje 29.9.18

Ineens kwam mij dat ritje op het bed naar de operatiekamer in het UMCG weer voor de geest. Twee keer heb ik dat ritje meegemaakt; de eerste keer was het intenst. Twee verpleegsters roetsjten mij in vliegende vaart door de lange gangen. De tl-lichten aan het plafond flitsten voorbij. ‘We gaan de lift in’, zei de voorste verpleegster. Ze trok het bed de bocht om en manoeuvreerde het in de smalle lift. Daarna er weer uit en door een volgende lange gang. We passeerden artsen die met een drankje in de hand stonden te keuvelen. Ze groetten vriendelijk. Mogelijk zou straks één van hen mij opereren. Door de sluis bij operatiekamer 29 zwaaide het bed naar binnen. Verplegend personeel bewoog zich geruisloos voort. Met fluisterstem vroeg een jonge assistent mijn gegevens. Het zwarte logo van The Ramones scheen door zijn witte doktersjas heen. Een oude vrouw riep dat ze moest piesen. Een bizar ritje was het en toch ken ik reizen die me als veel onaangenamer zijn bijgebleven.

Stenenbijwerker 30.9.18

In het Drents Museum is een tentoonstelling over leven en werk van Tjerk Vermaning. Over hem is door de jaren heen veel gezegd en geschreven. Ik heb lange tijd onvoorwaardelijk geloofd in de echtheid van zijn vondsten en met mij denkelijk de halve natie. Mogelijk kwam dit voort uit de door Vermaning zo krachtig bestreden arrogantie van de universiteit. Ik kon daar wel om lachen, want ook ik heb een nogal moeizame relatie gehad met mijn leraren. Het paste goed in de tijd tegen de gevestigde orde te schoppen. De zoon en de vrouw van Vermaning kwamen regelmatig bij mij in de winkel en spraken dan vol vuur over de grootheid van Tjerk. Zijn beeld was toen al hellende. Jaren later verscheen er in de Volkskrant een serie over archeo-vervalsers en één aflevering betrof Tjerk Vermaning. Het was nu wel duidelijk. Neemt niet weg dat de zichzelf roemende ‘hogepriester der prehistorie’ een enorme zwiep aan de interesse voor archeologie heeft gegeven en dat is wel een tentoonstelling waard.