Oktober 2018

Sterretje 1.10.18

Soms heb ik een dag met een ‘sterretje’. Deze aanduiding pik ik van C. -in de regel Kees genoemd- Buddingh’. Hij gebruikte het meerdere keren in zijn dagboeken en in een gedicht. De afgelopen dagen voelden als pijnlijke naweeën door het overlijden, het gedoe en de crematie van schoonmoeder. De wandeling met het groepje gemeentemedewerkers voelde dan ook als een verademing. Doel was hen mijn dorp te laten zien en te wijzen op eventuele minpunten. Afgezien van de komst van de horizonvervuilende windmolens, had ik die niet. Na afloop hebben we plezierig nagepraat, koffie gedronken en een broodje gegeten en bij het afscheid kreeg ik nog een tas met regionale lekkernijen mee. De dag kon toen helemaal niet meer stuk. Daarna met Rossi een ommetje gemaakt door Gasselternijveen, een zak rommeltjes geraapt, terloops een paar complimenten ontvangen en bij de buurtsuper de grootste magnum gekocht. Een mens kan ook teveel sterretjes toucheren. Zelfvoldaanheid kan alras tot borstklopperij verworden. Dus even weer met beide voeten op de vloer, Wullem.

Lastig 2.10.18

Het is makkelijk achteraf kletsen. Neem die longkankerpatiënt die bij hoog en laag beweerde nooit te hebben geweten dat roken slecht voor de gezondheid is. Hetzelfde geldt voor vliegen. We vliegen te veel, lees ik bijna dagelijks. Ieder jaar komen er zoveel miljoen passagiers bij. Het zal ooit ook wel gezegd zijn van autorijden en daar is nooit iemand voor ter verantwoording geroepen, dus met dat vliegen zal het ook wel loslopen. Ik ben lid van een steeds kleiner wordend mensendeel dat nog nooit heeft gevlogen en het ook nooit zal gaan doen. Ik heb namelijk geen enkele reden dit te veranderen. Als ik overdag of ’s avonds in de lucht kijk -iets wat ik terwijl Rossi zijn drol aan het uitpersen is- graag doe, ontwaar ik altijd een aantal condensatiestrepen. Waar gaan al die mensen naartoe? denk ik dan. Misschien zou een lotingsysteem iets zijn om het vliegen te beperken. Maar dat zou evengoed voor autorijden kunnen gelden en dan ben ik zelf aan de beurt. Dus, ja…

Katholeks 3.10.18

Mijn krant bericht regelmatig over de seksuele gruwelijkheden van de hoofden van met name de RK-kerk. Er zijn mensen die deze religieuze stroming al betitelen als een ‘criminele organisatie’. Vind ik wel passend. Ik zie het als de zoveelste loot aan het braambos van strafbare vergrijpen. Veel van die zwartrokken zijn ordinaire oversekste schijnheiligen die zich verlustigen aan de zwakkeren van geest en gestel en er nog mee wegkomen ook. Er zijn er bij die een ‘staat van dienst’ hebben waar Casanova het schaamrood van zou krijgen. Maar die had nog het fatsoen zich met volwassen en gewillige liefjes op te houden. Een voorzichtige revival van die afschrikwekkende beeldenstorm zou wel terecht zijn. Van de opschoning van het Vaticaan tot en met de parochies in de verste provinciën toe. Voor de werkloos geworden voorgangers zijn er volop banen te vergeven in de land- en tuinbouw. Lekker aards, dichtbij de grond. Werk dat de kloosterlingen eerdaags verrichtten en waar niets mis mee is. De here zal ze verdomme lere.

Kaal 4.10.18

‘Even zitten hoor’, zei ik tegen Rossi. Het begon te regenen. Goed moment voor een pauzetje. De enorme kastanjekruin fungeerde als paraplu. Ik was via de Streek, het Burgemeester-Nijenhuispad, Bonnerveen en Hereweg-Noord gelopen. Sinds Rossi in ons leven is gekomen, loop ik hele afstanden. In m’n uppie en zonder doel vind ik daar weinig aan. Met de wandelclub is het heel aangenaam, maar dat is maar één keer per week. Nu maak ik drie rondjes per dag met ons hondje. Er naderde een man op een crossfiets met een aangelijnde retriever naast zich. ‘Da’s ook een mooie hond’, zei ik tegen Rossi, die met zijn kop op mijn schoot was gaan liggen. Hij gaf geen sjoege. De man groette minzaam. ‘Kom’, zei ik toen de regen weer op hield, ‘we gaan verder’. Ik stond op, ik voelde mijn spieren. In een flits realiseerde ik mij hoe kaal mijn innerlijk landschap aan het worden is. Rossi trok aan de lijn, alsof hij wilde zeggen ‘Kom ouwe, op huis aan’

Verplaatsen 5.10.18

Mijn vrouw is vandaag naar het verzorgingstehuis. Ik ga boeken uitzoeken, want er staan en liggen heel veel. Af en toe moet ik de boel reorganiseren. Ik ben een veellezer, zoals je ook veeleters hebt en veelverzamelaars. Maar bepaalde interessegebieden vervagen en dan wordt het tijd de boender er door te halen. Dat valt niet mee. Weggooien, bij het oud papier, is tegen mijn principe. Er is in mijn ogen voor elk boek wel een liefhebber. Daarom ben ik ook zo verguld met die boekenkastjes. Ik ben erop gespitst als we in de provincie rondrijden. Vind je zomaar ergens in een gat van 25 inwoners het onbrekende deel van de Snopes-trilogie van William Faulkner. Dan kan mijn dag niet meer stuk! Maar nu moet ik aan het sorteren. De planken zijn vol, er is een grens. Moet ik al die dierenboeken nog aanhouden, die boeken over het oude Egypte, de plank biografieën niet eens uitdunnen? Het blijft vooral veel verplaatsen. Conclusie: het leven is gewoon veel te kort.

Zeer 6.10.18

In huize Tetrode te Assen was in het kader van ‘De dag van de geschiedenis’ een informatief programma over kamp Schattenberg. De naar Nederland verscheepte KNIL-militairen van onder andere de Molukken zouden hier tijdelijk worden gehuisvest. Het liep allemaal anders. Tot grote frustratie van hen die voor Nederland hadden gevochten en evenzeer voor de volgende generaties. Jaren later volgden er gewelddadige acties, met een aantal doden en gewonden. Een zwarte bladzijde in de Nederlandse en Molukse geschiedenis. Ik werkte toendertijds in Assen en had goede omgang met een Moluks meisje. Ook zij werd in de ellende van de kapingen meegetrokken. Iedereen keerde haar de rug toe. Jaren later kwam ik haar nog eens tegen. Ze zei ‘Jij was ongeveer de enige die normaal tegen me bleef doen’. Dat trof me diep. Ik was verbijsterd over die acties, maar begreep hun boosheid wel. De Molukkers konden verrekken in het oude doorgangskamp, terwijl zelfs de smerigste landverraders moesten worden vergeven. In mijn geboortejaar werd die pijn van hogerhand bewust opgewekt.

Omslag 7.10.18

Ik heb al eens verteld dat ik niet zo van feestjes en partijtjes houd. Dat ik liever thuis blijf, omdat ik zo nodig een hoogstaand schrijfwerkje uit moet poepen. Leeft men zo en draagt men dit onbescheiden uit, dan kun je donder op zeggen dat je op den duur geen vriend of kennis overhoudt. Vanmiddag moesten we naar een 40-jarig huwelijksfeest. Weigeren was uitgesloten, want het betreffen goede vrienden van vroeger. En laat ik maar meteen zeggen dat het verdomd aangenaam was. De hele schaar was aanwezig. Sommigen had ik jaren niet gezien. Iedereen was een beetje ouder, kaler, rimpeliger en vooral rustiger geworden. Onlangs hadden we onze jaarlijkse familiereünie en ook dat was een bijzonder aangenaam treffen. En nu ik toch bezig ben: beide buurmannen, waarmee ik weinig contact heb, spraken mij onlangs aan en ook dit waren prettige ontmoetingen. Toen we naar huis reden zei ik dat ik mijn afkeer tegen feestjes maar eens moest herzien. De vrouw loosde een zuchtlach en beaamde dit ten stelligste.

Rentmeester 9.10.18

Huisklusjes. Niet echt mijn ding – zeg ik in alle eerlijkheid. Als ik er eenmaal mee bezig ben valt het vaak mee. Vanmiddag de kozijnen aan de westkant van het huis geverfd. Verwachtte houtrot kwam ik niet tegen. Dat scheelt weer, want het spook van een volgende levering kunststof ramen ligt op de loer. Hoe zouden onze glas-in-loodramen hier in passen? Moeilijk, denk ik. Het zijn nog de enige tastbare overblijfselen van het ‘oude’ huis. Elke deur, elk kozijn is door de jaren heen vervangen. Moderne huizen hebben dit soort fraais niet meer. Ons huis (het staat weliswaar op mijn naam, maar ik spreek altijd van ons huis) is 100 jaar oud. Het is goed mogelijk dat mijn voorouders in het najaar van 1918 zijn begonnen met de bouw. Ik voel me soms niet meer dan erfgoedbewaker en in die zin niet helemaal eigenaar. Reden temeer er zorgzaam mee om te gaan. Met deze gedachte in mijn achterhoofd werk ik gestaag aan het behoud. Dat verft heel anders weg!

Geheugen 11.10.18

Vanmiddag bladerde mijn vrouw in één van onze fotoboeken. Het viel me daarbij op dat zij regelmatig bij een foto de tijd wanneer het genomen was relateerde aan een bepaalde ziekte. ‘Dit was toen ik in het ziekenhuis lag en zo’n last had van mijn darmen’, zei ze en even later ‘Dit was toen jij nogal eens last had van je galblaas. Ik kan het zien aan de manier hoe jij staat’. Het veroorzaakte een gevoel van weemoed. Daarna kwamen de katten. ‘Tuppie… aach, ook alweer vijf jaar dood en hier Napoleon, zelfde laken een pak’. Zo ging het nog een tijdje door. ‘We hebben wat voedsel verstrekt aan die mee-eters’, persifleerde ik Wim Sonneveld. En tenslotte kwamen de honden Rikkie, Bram, Kasper, Koko en Trudie. Wat zou het leven armoeiig zijn geweest zonder die apenkoppen. Ze klapte het boek dicht. ‘Wanneer had jij ook alweer je eerste knie-operatie?’ zei ik. ‘Pluimpie leefde nog’, zei ze na enig nadenken, ‘dan kan het hoogstens vier jaar geleden zijn geweest’.

Nepkat 12.10.18

Ik haalde mijn vrouw op van het zorgcentrum waar ze vrijwilligt en nam ter afleiding voor de bewoners Rossi even mee. Het is niet toegestaan hier een huisdier te houden, hetgeen soms leidt tot schrijnende confrontaties als een familielid op bezoek komt en de zo geliefde kees of teckel meeneemt. Onderschat de liefde tussen mens en dier niet. Die is minstens zo sterk dan tussen menig mensenkoppel. Rossi banjerde door de gezamenlijke huiskamer. Daar heeft het centrum als een goedbedoelde geste een namaakpoes neergezet, die door de liefhebsters als een echte wordt befriemeld. Het pluchen geval bevat een batterij en een programmaatje dat het geregeld laat knorren en miauwen. Rossi was zeer geïnteresseerd en ging meteen op onderzoek uit. Hij wierp het ding ondersteboven en besnuffelde het grondig. Maar het scheidt geen dierlijke geurtjes af, dat moet hem teleurgesteld hebben. Na enige tijd liet hij het links liggen. Conclusie: een lichaam is niet na te maken, hoe levensecht ze op afstand ook lijkt. Zelfs een hond weet dat.

Zeurzeug 13.10.18

Van Yvonne Kroonenberg las ik weleens een column. Meestal was het lijdend voorwerp een man waar niets van deugde en waar ik mijzelf niet in herkende. Mogelijk was dat haar bedoeling: een beetje stangen. Ik kon het wel hebben. Daarna las ik haar varkensboekje. Daarin wordt ze niet altijd even vriendelijk door de varkenshouders te woord gestaan. Ik had met haar te doen. Toen las ik een bundeling columns met een deerniswekkende titel. Ik vroeg mij af of zij leed aan penisnijd of aan ordinaire vaginaspijt? Nu door kanker mijn plas- en lustorgaan is verwijderd, kan ik met recht oordelen over hoeveel gewicht mijn jongeheer in het dagelijkse leven had. Ach alles went, zei Hans Worst en plaste gelijk een teef. Bij een van mijn boekenselecties heb ik de pennenvruchten van Yvonne Kroonenberg de deur uitgedaan. Dat was kort nadat zij zich aan Drentenaren had vergaapt en opmerkte dat iedereen zich tegenwoordig maar mens noemt. Ik wenste haar toen naakt tussen een koppel agressieve varkens in een kot.

Bidden 14.10.18

Het leven is niet altijd rozengeur en maneschijn. Was het maar zo. Neef Vincent belde zo-even dat vriendin Melissa is bevallen en in het UMCG ligt. Het kind is twaalf weken te vroeg geboren. Ernstige complicaties, een moeilijke start, een bijna ondragelijk vooruitzicht. We wensten hen en hun kindje het allerbeste. Zó loop je in je T-shirt op een straattheaterfestival te Zuidlaren en zó hoor je dit. We waren er erg bedroefd van. De wetenschap is tot veel in staat, maar tot het uitbannen van bepaalde ziekten en complicaties bij geboorten ervan nog niet. Dat alles behoort tot de grote mysteriën. Maar dat medici in staat zijn een amper levensvatbaar wurmpje gerede kans tot overleven te geven, is zeer bewonderenswaardig. ‘Als ik zou kunnen bidden, dan zou ik het nu geloof ik even doen’, zei mijn vrouw op een terras achter een theetje. Ik hoop vooral dat de mensen die het kindje behandelen niet in het verkeer vast zullen lopen. Dan kan tijd een factor van levensbelang zijn.

Monument 16.10.18

Nederland krijgt eindelijk haar holocaustnamenmonument, las ik. Het komt in Amsterdam en krijgt de vorm van een bakstenen muur, met op elke steen de naam van één van de 102.000 slachtoffers van de naziterreur. Op zich ben ik er niet op tegen. Feit is echter wel dat heel veel van deze slachtoffers ook al op monumenten en struikelstenen in hun laatste woonplaats staan. Uitgaande van het getal neem ik aan dat het alleen om terreurslachtoffers gaat, om Joden, Roma en Sinti, die voor een groot deel in vernietigingskampen zijn vermoord. De muur moet vooral een beeld geven hoe geweldig veel 102.000 is. In onze gemeente zijn 40 mensen door het oorlogsgeweld omgekomen. Maar op de herinneringssteen staan 38 namen. Het zou misschien goed zijn alle bestaande monumenten eens langs te lopen en bij te werken. Als we daarmee klaar zijn moeten we als de bliksem een monument oprichten voor het leed dat alle uitgewezen asielkinderen is aangedaan. Een schaamtemuur, waar we elke dag bij stil zouden moeten staan.

Armoede 17.10.18

We waren bij een theatervoorstelling. Niet meteen ons ding, maar het was een stuk over armoede en dat sprak ons wel aan. Het werd gespeeld door mensen werkend bij de Joseph Wresinski Cultuur Stichting. Het stuk ging over hoe mensen omgaan met rijkdom. Joseph Wresinski was een priester. Bij aanvang werd in een voorpraatje gerefereerd aan het Bijbelboek Job. Ik dacht, o jee, als dit maar goed komt. Maar dat viel mee. Er kwam geen god in voor. De hoofdrolspeler wees voortdurend naar de sterren en zei dan met iets van gerede twijfel hoe lang hemel en aarde al bestaan. Maar dan kwam de ellende van het grote en het kleine geld weer ter sprake en stonden we weer broodnuchter in de hedendaagse realiteit. Na afloop kon het publiek in gesprek gaan met de spelers. Dat lieten we lopen. We verwachtten niet dat we meer over het stuk zouden komen te weten dan we hadden gehoord. Rijkdom is in het hart en dat was voor nu voldoende gevuld.

Stoppels 18.10.18

Vanmorgen even naar de kapper geweest. Vind ik nog steeds geen pretje. Erfenis van de roaring sixties. Maar ik wil er ook niet bijlopen als Catweazle. Mijn kapster heeft haar zaakje in een brick-à-brackwinkel. Ik kocht er weleens boeken en toen viel mij haar bedrijfje op. Naast me zat een man die ik van gezicht kende en die naast zijn haar ook zijn baard getrimd wilde hebben. Nou ja, baard. Het steekt met die stoppels nogal nauw. ‘Moet jij geen baard?’, zei hij met zijn doorrookte stem. ‘Nee’, zei ik. Ik zei niet dat een baard die naam pas mag hebben als de onderliggende huid onzichtbaar geworden is. Ik zei ook niet dat mijn vrouw een hekel aan een baard heeft en al he-le-máál niet dat het een modeverschijnsel is. ‘Een snor dan’, zei hij. ‘Scheer je weg!’, floepte ik eruit. De kapster hikte van het lachen. Hij grinnikte sullig. ‘Nee, een goed geschoren kinnebak ligt mij nog het beste’, zei ik en daarmee was de kous af.

Verspilling 20.10.18

Van de Haarlemse veelschrijver Lodewijk van Deyssel komt over enige tijd het Onaniedagboek uit. Ik ken Van Deyssel door Godfried Bomans, die hem adoreerde. Op foto’s komt de man nogal stijfjes over, maar hij was kennelijk niet preuts als het om de verspilling van zijn zaad ging. Wist Bomans dit? Bomans wilde zelfs naakte standbeelden desnoods met een bijl te lijf gaan. Het woord onaneren hoorde ik voor het eerst door ‘Neerlands Hoop’. Ik wist niet wat het betekende. Het woord stamt van Onan die Tamar, de vrouw van zijn overleden broer, moest bevruchten en daar niet voor voelde. Op het moment van klaarkomen trok hij zich snel uit Tamar terug, waardoor zijn zaad op de grond viel. Eigenlijk dus gewoon voor het zingen de kerk uit. God strafte hem vanwege deze verspilling met de dood. De kerk heeft deze zaadzonde eeuwenlang als afschrikmiddel aan haar gemeente voorgehouden. Van Deyssel noemde zijn ziekelijke handeling ‘een milde slaapmiddel’. Hij was eigenlijk gewoon een vooroorlogse Jan Wolkers, maar dan stiekem.

Poten 22.10.18

Huisdieren zijn ontstaan door wilde dieren te temmen. Dat heeft vele eeuwen geduld en veredeling gekost en tot een enorme verscheidenheid van soorten geleid. Rossi is een shih-tzû maltezer. Als ik na een wandeling met hem thuiskom veeg ik meestal even zijn pootjes af. Het loopt anders zo in. Ik zeg pootjes en niet beentjes. Bij een paard -voor mij niet hoger in rang dan een hond of een kat- mag men geen poten zeggen. Een paard heeft benen en een hoofd. Het dier wordt als edel beschouwd en dat laat zich weten. Een koe lijkt me minstens zo waardevol, evenals een varken. Ik hoorde onlangs een paardenmiep zeggen dat zij bij woorden als paardenpoten en paardenkop het gevoel kreeg zelf ook poten en een kop te bezitten. Da’s goed gezien, dacht ik. Zo ver kan het gaan. Op de bank legt Rossi zijn hoofd op mijn bovenbeen en Wilfried trekt zijn nagels in zijn voeten. Het zal een dier worst zijn hoe men haar ranke delen noemt.

Slak 24.10.18

Je hebt samenwoners of echtparen die elkaar regelmatig de tent uitvechten. Ik zou zo’n verhouding nog geen dag volhouden. Wij hebben nooit ruzie of iets wat daar op lijkt. Het kan makkelijk, maar wij verdoofpotten strubbelingen. Een voorbeeldje. Op het plankje schuin boven onze toiletpot miste ik vanmorgen de groene van twee door Calvé ooit als leukigheidje bij een flacon saus toegevoegde plastic servetringen. Die kleinoden bevatten op de zijkant een dierenversje van Kees Stip. Slak was weg, Egel stond er nog. Het zijn prullen zonder geldwaarde, maar ik adoreer die dingen. Waar is slak, dacht ik verschrikt. Ik ging onmiddellijk op zoek, maar vond hem niet. Nu zou ik boos kunnen worden en een scène maken. Maar misschien had een toiletbezoeker het meegenomen. Een aandenken voor thuis. Een toilet is immers een vrijplaats voor mini-jatters. Ik stelde meteen egel in veiligheid door het op te bergen in ons kleineboekjeskast. Later dook slak ineens weer op. Was gewoon even weggegleden. Dat doen slakken van nature wel vaker.

Verzaken 26.10.18

Ik zou vanavond eigenlijk naar de ledenavond van de ‘Schrieverskring’ in Beilen moeten, maar ik blijf liever thuis. De vrouw is ziekjes. Ze zei ‘Ga toch lekker’. Hoewel de avonden in het begin inspirerend werkten, doen ze dat steeds minder. De eerste jaren reed ik na zo’n avond in Amen of in Grolloo enthousiast naar huis terug. Ik had de energie gevoeld die creativelingen eigen is en niet zelden werkte ik nog tot diep in de nacht. Maar stilaan werd het minder. Was dit eigenlijk wel wat ik wilde? Ik ben niet zo samenwerkerig. De wetenschap dat schrijven een asociale bezigheid is, past mij als mijn linkerschoen. Alzo sloeg ik steeds vaker een avond over. ’t Is nu 22.00 uur en het regent. Het zal tegen het eind van de bijeenkomst lopen. ‘Ik ga naar bed’, zegt mijn vrouw. ‘Goed’, zeg ik en ‘Ik ben blij dat ik niet ben gegaan, want ik rijd niet graag met dit rotweer en in het donker. En dan helemaal uit Beilen. Brrr!’

Kinderpostzegels 28.10.18

Een maand geleden liep ik met Rossi in het dorp toen ik bij één van de Veenakkershuizen een meisje het woord kinderpostzegels hoorde zeggen. Omdat ze al jaren niet meer bij ons aanbellen, zei ik, dat ik ook wel een bestellinkje wilde doen. ‘Waar woont u?’ zei de vlotste van het stel. Ik noemde mijn adres. ‘Maar zo ver gaan we niet’, zei ze. ‘Waarom niet?’, zei ik. ‘Daar wonen alleen maar boeren en die kopen niets’, zei ze in alle eerlijkheid. Misschien had ze wel gelijk, maar ik ben geen boer en dat liet ik weten. Dat hielp. Een uurtje later kwamen ze langs. Ik kocht postzegels en kaarten en verzocht hun volgend jaar wederom langs te komen. Het kopen van kinderpostzegels gaat niet meer zoals in mijn schooltijd. Men vult banknummer en adres in krijgt de handel met de post toegestuurd. Voor het kind zit er geen tweede ronde in. En dat vond ik juist het leukste, want menigeen schoof me een koekje of snoepje toe.

Mouwtjes 29.10.23

We lazen; mijn vrouw leesluisterde Dierenverhalen van Rudi Kousbroek en ik Het hout van Jeroen Brouwers. Twee aardsvijanden, maar monddood onder ons plafond. Een veel voorkomend dingetje in de schrijverswereld: ruzie. Onlangs kwam ik terneergeslagen terug van een schrijversbijeenkomst van de kring waar ik lid van ben. Ik zei bij thuiskomst dat ik er niet meer naartoe ga, dat ik de zin eraf had. Ik zat tegenover twee vrouwelijke leden en plotsklaps zag ik dat ze fluisterden richting mijn shirt. De reden zullen de mouwtjes zijn geweest. Het is oorspronkelijk een shirtje van mijn vrouw. Wij ruilen vaker van kledingstukken. Ik had geen erg in die enigszins wulpse mouwtjes. Er werd door beiden gegniffeld. Ik voelde mij de rest van de avond hoogst ongemakkelijk en verdween na afloop spoorslags. Het vervelende is dat we zo joviaal mogelijk moeten staan tegenover mensen die zich normatief afwijkend gedragen, maar als in de praktijk een mouwtje al een hindernis vormt, dan hebben we nog een lange weg te gaan. Alertheid blijft geboden!

Ganzen 30.10.18

In ons wandelclubje kan ik zo af en toe nog aardig kond doen van enige vogelkennis, maar in het bijzijn van een echte vogelaar stelt dat niets voor. Het is basiskennis, zoiets als het kennen van alle EU-landen of de 27
top40-hits van The Beatles. De moeilijkheid begint wanneer de verschillen tussen de soorten gering zijn. Dat is het geval bij ganzen. Die kan ik niet uit elkaar houden. Je hebt rotganzen, brandganzen, grauwe ganzen, wilde ganzen en zo nog een paar soorten. Een hoop ganzen komen tegen de winter vanuit het Noorden naar ons toe. Vanmiddag streken er ineens honderden neer op het land voor ons huis. Een prachtig gezicht. Maar wat waren het? ‘Geen idee’, zei ik tegen mijn vrouw die het mij vroeg. Ook het boek Vogels van Nederland geeft me geen opheldering. Echte vogelaars kunnen bijvoorbeeld al aan een scheefzittend veertje in het stuitje zien wat het is. Ook vogelgeluiden herken ik niet. Maar daar vragen ze bij de wandelclub gelukkig ook nooit naar.

War 31.10.18

In de berm trof ik een paarsachtig bloemetje, dat ik thuis determineerde als de reigersbek. In de zomertijd zie ik ze genoeg, maar het is eind oktober. Tot op heden heb ik één keer rijp gezien en nog geen enkele najaarsbui. Het begrip Indian Summer krijgt iets bespottelijks. De weervrouw van RTL sprak vanmorgen zelfs over ‘voorjaarstemperaturen’. Ik zie regelmatig bloemen die ik alleen zomers aantref. Onlangs hoorde ik een natuurvorser zeggen ‘Nature is in war’, hetgeen iets anders is dan onze begrip ‘in de war’. Dat regeltje zoemt sindsdien door mijn kop. Er is een ondergrondse strijd aan de gang die mensen mede in gang hebben gezet en die niet meer te stuiten is. Het is tegen alle soorten gif bestand. Daardoor is het gedrag van planten en dieren aan het veranderen en dat zou ons aan het denken moeten zetten. Alles op aarde draait om de mens, de natuur kan haar revolutie dus in stilte verbreiden. Als die kleine reigersbekken groot worden…, berg je dan maar.