Juli 2017

Reizen 1.7.17

Vandaag gaan we treinen. Zo nu en dan moet ik even uit het dorpse cocon. Er was een tijd dat ik dit regelmatig deed. Het deed er niet toe waarheen. Reizen om het reizen. Maar mijn actieradius wordt steeds kleiner. Op de wereldkaart uitgemeten niet groter dan de passerpunt. Ik zou de titel ‘Reis door mijn kamer’ graag hebben bedacht, zonder me opgesloten te voelen. Alles dichtbij de hand. Geen last van zieke geesten die ik op perrons aantrof, geen voortrazend stadsverkeer. Met dat belastend beeld voor ogen zou ik niet meer kunnen reizen. We kozen niet voor de grote stad, we kozen voor Zaltbommel. Het had ook Lochem of Zutphen kunnen zijn of Tiel of Gouda. Allemaal al eens geweest. Bommel dus. Van de beroemde brug, die er niet meer ligt. Verder zagen we wel. Mijn vrouw had brood en drankjes in haar tas, ik pakte de auto en we reden naar Assen. Ik zei waar ik zou gaan parkeren, terwijl ik haar afzette bij het station.

Keuzevrijheid 2.7.17

Op het perron heerste grote drukte. We werden de wagon bijna ingedreven. Licht opgewonden, we treinen tenslotte weinig, ploften we neer en zeiden woorden als ‘Zo die zit’. Achter ons zat een echtpaar waarvan de vrouw vinnig opmerkte dat wij ons in een stiltecoupé bevonden. Oh jee! ‘We mogen toch wel iets zeggen’, hapte mijn vrouw terug, ‘we zijn toch niet in een klooster’. De man voegde glijerig toe ‘Het is een keuze mevrouw’. Het woord Gestapo golfde een wijle recalcitrant door mijn hoofd. We zijn van goede wil, maar het schuurde. Hoe welkom klonk iets later de jodelstem van de koffieverkoper door de intercom. Als een kloon van Bart Chabot somde hij zijn hele negotie op en toen hij was uitgesproken riep ik ‘Herhaling bitte!’. De conducteur ging er ook vol in en later de lijnenomroeper. Heerlijk! Toen het echtpaar uitstapte keek de vrouw ons pisnijdig aan. Schaf die stiltecoupés af, zeg ik. Ze geeft etters en zeikstralen ruim baan en ons treinverleden ís al niet brandschoon.

Trappen 3.7.17

We bezochten het huis van wijlen Maarten van Rossem. Twee kamers met oude meuk: memorabilia dat de geschiedenis inzichtelijk maakt. Bij de trap las ik op een bordje dat Johan van Oldenbarnevelt hier in mei 1600 ook heeft gelopen. Holland verkeerde toen in oorlog en Zaltbommel was ongeveer het centrum van de wereld. Zal het nog dezelfde houten trap zijn, dacht ik, of zijn er sedertdien al een dozijn versleten? De oude raadszaal herbergt nu de nalatenschap van tekenares Fiep Westendorp. Onder andere haar metalen stoeltje zonder kussen, want ‘zitten is een vorm van werken’ zei ze. Daarna liepen we naar de Waalkade. Plotseling begon het te regenen. Er naderde een pas getrouwd stel dat foto’s van zich wilde laten maken. De bruid wurmde haar jurk tot boven haar kuiten en riep geërgerd ‘Kut’, de bruidegom krummelde er stilletjes achteraan. ‘Hier maar?’ suggereerde de fotograaf. Het was bij de trap waar wij stonden. We stapten opzij. Ze posteerden zich tegen de leuning, met de nieuwe brug als horizon.

Familiekennis 4.7.17

Bij de wandelgroep trof ik een nieuweling waar ik al spoedig mee kletste. We bleken tot ons beider verbazing in de verte familie van elkaar te zijn. Nu is familie een breed begrip en ik ben altijd op mijn hoede als een onbekend persoon zich vrijelijk in mijn stamboom nestelt. Maar wij hadden toen wij een en ander benoemden eenzelfde oom die fout in de oorlog is geweest. Zij wist daar aardig wat van. Ik meende bijvoorbeeld altijd dat die man door zijn vader in het bruine hemd was gejaagd, maar dit bleek helemaal niet het geval. Onze oom had er zelf voor gekozen. Zijn vader was geeneens lid van die bende. Daar keek ik van op. Oom was fier op zijn nsb-lidmaatschap en pronkte met zijn kostuum, dit tot afgrijzen van zijn familie. Na de oorlog moest hij een tijdje brommen. Ook dit was nieuw voor me. Ik weet niet of zij bij de wandelgroep blijft, het zou in ieder geval mijn familiekennis aardig kunnen opvijzelen.

Huisarts 5.7.17

‘Roken is de belangrijkste vermijdbare doodsoorzaak’, las ik in Trouw. Ik heb vanaf mijn 18de tot mijn 37ste zuinigjes gerookt. De reden om te stoppen was dat ik steeds meer last van mijn luchtwegen en longen kreeg. Mijn huisarts adviseerde het roken helemaal op te geven. Dat deed ik vrij gemakkelijk. In die tijd kostte een filtersigaret ongeveer 15 cent, wat ik toen al veel vond. Nu kost eenzelfde sigaret 33 eurocent. Het zou mij al gauw 10 euro per week kosten. ‘Zo moet je niet rekenen’, zegt de verstokte roker. ‘Je leeft immers korter en daarom kun je je geld ook sneller opmaken’. Dit verzin ik niet, het is een onlangs gehoorde, teerzwarte rokersuitspraak. Trouwens, zo-even trof ik mijn oude huisarts bij de buurtsuper. Hij zag er patent uit. ‘Gisteren 76 geworden’, zei hij. ‘Eergisteren’, fluistersprak zijn vrouw glimlachend. ‘En nooit gerookt hè’, zei hij. Ik knikte wijselijk. Welke onvermijdbare ziekte zal de plaats innemen van de vermijdbare, dacht ik toen ik hen langzaam weg zag rijden.

XX 6.7.17

We moesten even naar Haren. Naar de Visio. Mijn vrouw wilde afsluitend de mensen van het centrum bedanken voor al het werk dat ze voor haar hebben gedaan. We kwamen er altijd met plezier. Een opsteker als cliënten positief reageren. Daarna reden we naar boven, naar de Waddenkust. Langs de Eemshaven, langs de windmolens die Goliath tot een nietig speelgoedje laten worden. Zie hoe de Nieuwe Tijd alles wat ooit formidabel was verkruimelt. We zouden wat kunnen drinken bij de Borkumhaven, dat als postcodeletters XX voert. Alsof het zo moet zijn. Alles is hier buitenproportioneel. Larger than large. De wirwar van Martinitorenhoge windmolens, de gigantische wieken als vliegtuigvleugels neergelegen naast de enorme fabriekshallen en dan de uitgestrektheid van het gebied… Men komt hier superlatieven tekort. In het restaurant waren wij de enigen. De volgende boot kwam pas tegen de avond. Koffie uit de automaat kostte €2.80. Ook dat is ver boven de maat. We reden naar de Noordkaap. Daar lag de zee stil te wezen. Als satijnzachte tegendruk.

Pontje 7.7.17

In een zijarm van het Paterswoldsemeer lag een pontje. Het was een onooglijk ding van verzinkt plaatstaal op twee drijvers, waarmee de pontenaar zich middels een haspel naar de overkant kan zwengelen. Mijn vrouw moedigde mij aan samen over te varen. Ik wantrouwde het ding, bovendien had ik niets aan de overkant te zoeken. We waren hierover nog aan het delibereren, toen een man vanaf een aanliggende plezierjacht riep dat het pontje stuk was. Mooi, dacht ik. De man kwam naar ons toegelopen en zei dat de lier in het midden van het water haperde en dat híj het dan terug moest trekken. Het was een brede, mahoniebruin verkleurde man van een jaar of 70. ‘Dat lijkt me een prachtige dagbesteding’, zei ik. ‘Die kwinkslagen worden nog eens je dood’, waarschuwde mijn vrouw mij onlangs nog. Ik zag de man opbollen en verwachtte de finale vuistslag, maar hij barstte in lachen uit. Zo hard, dat ik een moment zíjn levenseinde vreesde. Dit zou zij mij moeilijk kunnen aanrekenen.

Heldendom 8.7.17

Tijn is dood. Ik pakte de krant uit de bus en verwachtte dat het voorop stond. Niet in chocoladeletters, want die gebruikt mijn krant niet, maar toch minstens in een subje. Helemaal niets! Ik bladerde door het hoofdblad. Zaken van wereldbelang knalden me tegemoet. Ik liet ze even voor wat ze waren. Tijn was een jongetje van 6 jaar dat tijdens de jaarlijkse Serious Reguest-aktie nagels voor het goede doel ging lakken. Een euro per nagel moest dat opleveren. Tijn leed aan hersenstamkanker en was geen lang leven beschoren. Het nagellakken werd door hem een hype. Uiteindelijk leverde het tweeënhalf miljoen euro op. Een bedrag dat een gemiddelde werker zijn levenslang niet bij elkaar verdient. Je zou hem met recht een held kunnen noemen, maar daarvan hebben wij een heel ander beeld. In mij groeide de gedachte om het brons van onze in ongenade gevallen zee- en landhelden om te smelten tot een reusachtig Tijnbeeld. Pas op pagina 22 werd Tijn beschreven. Alsof hij amper bestaan had.

Laf 9.7.17

Dichter Jean Pierre Rawie verweet in zijn wekelijkse Dagblad-column de Nederlandse VN-soldaten die in de Balkan dienden lafheid, omdat ze niet hadden kunnen voorkomen dat er 8000 mannen over de kling werden gejaagd. Een aantijging die me kribbig maakte. Ik kan weinig met het woord laf, maar die mannen valt niets te verwijten, lijkt me. Vanmiddag was ik eventjes in Veendam. Er heerste grote drukte, want er was een hardloopevenement. Terwijl ik naar de stroom deelnemers keek, hoorde ik achter mij iemand zeggen: ‘Toe nou, schiet toch es op’. Ik keek voorzichtig achterom en zag een zwaar getatoeëerde man met een vlassig paardenstaartje een jongetje aansporen zijn blaas te ledigen in een nisje tussen twee winkels. Dit was natuurlijk je reinste (onreinste!) wildplasserij. Ik vond dat ik er iets van moest zeggen, dat dit beslist niet kon, maar ik deed het niet. Laf? Zeker. En toen moest ik even aan Jean Pierre Rawie denken: Wat zou hij ingeval hebben gedaan? Over Srebrenica wil ik het niet eens hebben.

Weggelopen 10.7.17

Ik hoorde ‘Mevrouw’ in mijn richting roepen, ik keek om. ‘O sorry, u bent een meneer’. Er stond een meisje op het pad naast onze tuin. Ze zei ‘Heeft u hier misschien ook een jongetje gezien?’ ‘Nee’, zei ik. Er verscheen nu ook een dame. Het meisje zei dat haar broertje eerder die middag boos van huis was weggelopen en al twee uur zoek was. ‘Hoe oud is je broertje?’ zei ik. ’15’, zei ze. ‘Oohh’, zei ik. Toen ik 15 was vluchtte ik ook regelmatig. Mijn idool, Bob Dylan, deed dat al vanaf zijn tiende. Op zoek naar het grote avontuur. ‘Als hij honger krijgt komt hij vanzelf wel terug’, zei ik, om hen gerust te stellen. ‘Hij heeft een eigen willetje hoor’, zei de dame duidelijk bezorgd. Ze gingen weer verder zoeken. Het geval bleef door mijn kop spoken. Tegen de avond begon het te plenzen. Impulsieve weglopers houden hier geen rekening mee. Hij zal inmiddels wel terug zijn. Niettemin, de wereld zit tjokvol jonge Dylans.

Noordkaap 11.7.17

Op de lagere school leerden wij dat Roodeschool de hoogst gelegen plaats van Nederland is. Men ging kennelijk uit van de gedachte dat een plaats met een trein bereikbaar moest zijn en dat was Roodeschool. Hierna volgde totale leegte die uiteindelijk overging in de Waddenzee. Zó werd ons dat geleerd. Geografisch gezien liggen boven Roodeschool nog gehuchten als Oudeschip en Noordpolderzijl. De eerste heeft een redelijke omvang, de tweede telt slechts twee panden, waarvan café ’t Zielhoes landelijke bekendheid geniet. Er heerst een paradijselijke rust. Wij komen er graag. Vanmiddag reden we via de Eemsweg, deden molen Goliath even aan en koersten weer eens naar de Noordkaap, bekend als het hoogst gelegen punt van Nederland. Ik word hier altijd bevangen door het gevoel ook werkelijk niet hoger te kunnen. Als we nog jong waren en bereid tot voortplanting, zou dit de mooiste plek zijn het te verwezelijken. Al was het maar om het als hoogtepunt voorgoed vast te leggen. Gezien de ruimte zou het best kunnen. Alleen die schapenkeutels…!

Drik 12.7.17

Met achternamen is het vreemd gesteld. Hoe komt iemand erbij om zich Rotman of Slijmstra te noemen? Ik pik willekeurig twee namen van de dooienpagina. Sommige namen kunnen eeuwen teruggaan, tot Karel de Grote of daaromtrent. Waar komt mijn naam eigenlijk vandaan? Wie heeft die drie lettergrepen opgepikt en aan elkaar geplakt? Waren het misschien drie al bestaande familienamen, teweten de Haanen, de Drikken en de Mannen? Zou best kunnen. Ik had een leraar die er genoegen in schepte het middelste stuk nadrukkelijk uit te spreken. Haandrikman, zei hij dan. Heel vervelend, want ik stond niet graag in de belangstelling en door die bezopen uitspraak kwam ik juist in beeld. Dat drik werd steeds meer ingekort tot ik. Sommige klasgenoten met treiteraanleg deden het na. Irritante meelopers. Ik heb dat ik later weleens weggelaten, maar Haandrman klinkt gemankeerd. Dat voelt iedereen. Zo smeer je de vlek uit. Ik kan er nu wel om lachen. Er zijn op de keper beschouwd ergere dingen dan te moeten leven met ik.

Langetermijndenken 13.7.17

Trudie drentelde door de kamer. Meteen opstaan voor ze iets doet. 7.45 uur nog maar. De slaap en vooral de moeheid zit nog in mijn kop en in mijn botten. Gisteren te veel gedaan. Ik ben het zware arbeid niet meer zo gewend. Na de nieuwe kunststof ramen -voor sommige mensen een vloek in een oud huis, voor ons een zegen- afgelopen maandag geplaatst te hebben gekregen, heb ik de rest van de kamer aangepakt. Mijn ogen willen nog niet goed open. Altijd bevreesd er in plaats van methylcellulose superlijm in te druppelen. Kan niet, want dat hebben we niet in huis. Maar toch… Dan fluticasonpropionaat neusspray. Trudie trippelt weer naar binnen. Het theewater kookt. Alles wat we aan ons huis doen is onderhoudsvriendelijk. De geur van het behanglijm hangt nog zwaar in de voorkamer, maar het ziet er goed uit. Geen enkele rimpel. Vitaliteit straalt van de muren. Het werkt als een katalysator tegen de vermoeidheid. Ik voel de energie opstijgen. Ik kan er weer uren tegen!

Haarband 14.7.17

In veel tijdschriften en kranten wordt momenteel uitvoerig geschreven over de Summer of Love. Hiermee wordt de zomer van 1967 bedoeld, precies een halve eeuw geleden. Ik was 16 en verliet die zomer de LTS te Veendam. Ofschoon 1967 de boeken is ingegaan als het jaar van Scott McKenzie’s San Francisco en zijn gezemel over bloemen in je haar, meen ik dat Lovin’ Spoonful met Summer in the City de eer toekomt de aanstichters van deze malligheid te zijn. Dat was al in 1966. Ik heb eerlijk gezegd weinig van dat bloemengedoe gemerkt. In Veendam en omgeving was de jeugd hier denk ik te nuchter voor. Zangers als Cuby en John Mayall, waar wij ons aan optrokken, droegen hoogstens een haarband. De SoL-gedachte is niettemin een nostalgiekanon gebleken. Elk dorpsfeest wordt sedertdien opgeleukt door mensen met een Mungo Jerry-pruik en een bloemetjeshemd en elke optocht bevat steevast een wagen met vrolijke ‘highe’ hippies. Dat langharig werkschuw tuig heeft dus wel degelijk iets van blijvende waarde geproduceerd.

Symbool 15.7.17

De man zei dat hij door het voortdurend beraken van zijn rozenkrans beter in het leven stond. ‘Katholiek hè’, zei hij. Nu op zijn 80ste had dat geloof zich gereduceerd tot dit eenvoudige symbool. Met het verhaal van een dramatische gebeurtenis staafde hij de spirituele kracht van het snoertje. De tafelgenoten knikten begripvol. Ik twijfel sterk aan de waarde van hulpstukken die welk geloof dan ook dienen te versterken. Ik zei dat ik ook graag iets in mijn broekzak befrummel als ik wandel. ‘Een kiezelsteentje of een kastanje’, zei ik. Er klonk gegrinnik. De man keek mij wazig aan, alsof ik zijn intenties wilde bezoedelen. Maar de oermens frummelde al. Hij nam zonder noodzaak allerlei spulletjes mee en bewerkte ze. Het zijn uitingen van de vroegste kunst, een mogelijke poging jezelf hogerop te plaatsen in de kring van stamgenoten. Maar dat zei ik niet. Het zou immers kunnen worden uitgelegd als zou een kiezelsteen of een kastanje evenveel spirituele kracht opwekken als die door de kerk bedachte kralensnoer.

Onkunde 16.7.17

Bij de opmaak van de krant was de streepjescode ondergesneeuwd, zodat het meisje achter de balie van de supermarkt het niet kon scannen. ‘3euro20 kost het’, zei ik. Maar ze reageerde hier niet op. Ze vroeg een ander meisje die de krant bekeek met een blik alsof ze het ding voor het eerst in haar leven zag. ‘Bel Denny dan even’, zei ze. ‘Die is al naar huis’, zei de eerste. ‘Het kost 3euro20’, zei ik opnieuw. Tevergeefs. ‘Staat het niet op een andere dan?’ zei het eerste meisje. ‘Dit is het laatste exemplaar’, zei ik. ‘O, dan heb ik een probleem’, zei ze. De krant stond ook niet in het productenbestand, zodat het meisje ging bellen. Zonder codes staat de wereld stil, dacht ik bijna hardop. Ik hoorde haar nu zeggen ‘Het is niet gestreepjescood’. ‘Trouw’, zei ze, op de voorpagina kijkend. Even later legde ze de hoorn weer neer en zei met een air alsof ze het helemaal zelf had ontdekt: ‘Nou, dat is dan 3euro20’.

Duidelijkheid 17.7.17

Naar ik meen te mogen stellen heb ik geen enkele mij naar het leven staande vijand. Als dit wel het geval zou zijn dan geeft hij/zij dit niet duidelijk aan en dat stemt mij gerust. In mijn vorige woonplaats kende ik een man die mij eens in vertrouwen vertelde meerdere vijanden te hebben. Op een dag vond hij een papier op zijn deur waarop stond ‘Folgende week komt ik u vermoorde’. Hij was wel wat gewend, maar dit ging zelfs hem te ver. Hij kon onmogelijk de politie erbij roepen, want hij had veel te verbergen en hij hield niet van pottenkijkers in zijn huis. Omdat hij wist dat de vermeende moordenaar terug zou komen, plakte hij er een papier onder met ‘Kan het niet wat eerder’. Na deze superieure mokerslag bleef het stil. Dit overdenkende voel ik er wel voor dat er naast Valentijnsdag en Halloween ook een Vijandsdag komt. Het geeft legitiem gelegenheid tot handgemeen, maar evenzeer tot verzoening, en wie is daar niet mee gebaad.

Level 18.7.17

We waren na een dag hard werken aan huis en tuin toe aan een ontspanninkje en togen naar de chinees voor een eenvoudige hap. Bij het betalen aan de balie zei de eigenaresse ‘Heeft u even geduld’. Er was een mevrouw bezig te pinbetalen. Ik zei ‘Geen probleem, ik heb de tijd’. De vrouw keek een seconde opzij en zei strak ‘Maar ik niet’, en terwijl ze weer naar het schermpje keek, zei ze ‘Ik ben van een andere level’. Ik was even verbluft. Andere level? Wat bedoelde zij hiermee? Ik zag er niet op mijn fraaist uit, maar zij ook niet. Toen ik naar buiten liep en het mijn vrouw vertelde, schoot ze in de lach. We zagen de betreffende vrouw in een ouwe Transit stappen en wegrijden. Geen vehicle om indruk te maken op de gegoede burgerij. Even flitste mij het beeld voor ogen van de kanarie die bevriend is met de huiskat. Bij een mogelijke volgende ontmoeting zal ik niet nalaten mijn nagels uit te slaan.

Kamergeluid 19.7.17

Ik heb onze achterkamer fors aangepakt. Twee wanden bespijkerd met schroten, de boekenkast veranderd en de andere wanden behangt. Vanavond heb ik alle boeken op de planken teruggezet en nu zit ik eindelijk -het is inmiddels al na middernacht- op mijn oude stoel alles rustig in me op te nemen. Naast al het nieuwe valt me ineens het geluid op. Als ik hoest of als Trudie een rondje trippelt klinkt het anders. Alsof ik me in een vreemd huis bevind. Het oude geluid is door al dat hout en behang geabsorbeerd. Daar zullen die interieurverzorgers of bouwmarkten nooit op wijzen. Zo van ‘Denk erom, met deze aankleding krijgt uw huis niet alleen een nieuwe look, maar ook een nieuw geluid’. Niet dat het me spijt, want ik was me het oude geluid nog amper bewust en dit nieuwe geluid zal na enige dagen ook wel passen als m’n broek. Na een eventueel volgende verbouwing heb ik er denkelijk geen weet meer van – omdat ik hardhorend of stokdoof ben.

Kennisbron 20.7.17

Er was een tijd dat de naar kennis hongerende mens zich voorhield een encyclopedie te moeten hebben. Die bestond uit een fiks aantal delen en was nogal prijzig. Ik zag als lezer van Het Beste de grote uitgeverijen steeds feller om de gunst van haar abonnees strijden en besloot na het bezoek van een vertegenwoordiger van De Grote Oosthoek tot de aanschaf hiervan. De prijs van 1200 gulden voldeed ik in maandelijkse termijnen. Op een middag werden de 15 delen door expeditiebedrijf Sloots gebracht. Het leverde een imposante boekenrij op. Er waren mensen die luidruchtig gewag maakten dat ze al die delen van A tot Z lazen. Ik heb bepaalde onderwerpen serieus gelezen, maar uiteindelijk heb ik het niet veel gebruikt. Nu ik alle informatie via Wikipedia verkrijg, nemen die bijna antieke delen broodnodige ruimte in beslag. Bij het sorteren van boeken kan ik het nog net niet verdragen ze weg te doen. Dat is na krap 50 jaar ook geen kleinigheid, maar het moment is wél nakende…

Verdwijnen 21.7.17

Bij het woord ‘verdwijnen’ dacht ik vroeger alleen maar aan het zoek raken van iets tastbaars. Aan een boek bijvoorbeeld. Ik dacht bij dat woord nooit aan iets onstoffelijks, iets wat in casu te maken heeft met het geheugen. Dat enorme kennispakhuis schift op wonderlijke wijze immers het vergeetbare van het onvergeetbare. Als je jong bent wordt je dit onvermogen weleens aangewreven, als je ouder wordt steeds minder. Vanmiddag sprak een man op leeftijd mij in de Hema aan met ‘Moi Hans’. Ik zei moi terug, maar dat ik niet zo heet. ‘Maar jij bent Hans toch?’ zei hij. Ik ontkende dit stellig. Ik kwam ook niet uit Wolvega, zoals zíjn Hans. De man zag zijn vergissing in en zei bijna treurig dat er de laatste tijd van alles uit hem verdween. ‘Uit mijn hoofd’, zei hij. ‘Zelfs mensen uit mijn naaste omgeving’. Ik knikte begripvol. Het speet me bijna dat ik hem niet in de waan had gelaten. Wie weet hoe zo’n aardige vent die Hans was.

Tuinkijken 22.7.17

Sinds mijn vrouw over haar ergste vermoeidheid heen is en met haar twee nieuwe knieën de hele wereld aan kan, is ze fanatiek aan het tuinieren geslagen. Een goede reden om voor de nodige inspiratie eens te gaan tuinkijken bij professionals. Sinds mijn ontslag is mijn niet overmatige florakennis als zeep door een waterhoos weggespoeld. Ik zeg haar soms enkel als we langs een kleurrijk perkje lopen, dat ik het soort bloemetje welke zij op het oog heeft, duizenden keren in handen heb gehad, maar de naam even niet weet. In de slingertuin van familie Vroege in Slochteren kwam ik met Kees aan de praat. Hij bleek een Hollander die hier vanwege zijn Groningse vrouw naartoe was ‘geëmigreerd’. Een bijzonder aardige man. Hij nodigde ons uit voor een sapje en we kletsten weldra als oude vrienden. Dat maakt tuinkijken ook zo plezierig. Op de terugreis wist ik het plotseling. ‘Saxifraga’, zei ik. ‘Wat bedoel je?’ zei mijn vrouw geschrokken. ‘Zo heten die mooie bloemetjes bij Kees’, zei ik.

Weerzien 23.7.17

We streken neer op het terras van de plaatselijke restaurant en bestelden thee met appelgebak. Het was er rustig. We praatten en lachten als gewoonlijk. Op zeker moment passeerde mij een mevrouw die zojuist had afgerekend. We zagen en herkenden elkaar. Ze woonde met man en kinderen zo’n tien jaar geleden in ons buurtje. We hadden er regelmatig contact mee, tot dit vlak voor ze verhuisden ineens ophield. Zonder bericht vertrokken ze. Enige jaren later trof ik hém in een bouwwinkel, waar hij mij schaamteloos voor van alles en nog wat uitmaakte. Ik stond perplex. Het ergste was nog dat hij mijn vrouw kleineerde. Zó erg zelfs, dat een agressief mens hem ter plekke zou hebben neergeslagen. Zijn vrouw, mogelijk onwetend van deze botsing, vroeg hoe het met ons ging. ‘Uitstekend’, zei mijn vrouw. Onderwijl keek ik over het terras. Ik zag hém moeizaam overeind komen en angstvallig proberen onze kant niet op te kijken. Over een jaar of wat istie wel dood, dacht ik, toen ze wegliepen.

Wensgedachte 24.7.17

Bij de supermarkt was aan de fietsenrek een hond vastgebonden die nogal luid tekeerging. Steeds als de automatische winkeldeur openging hoorden wij zijn harde blaf. Ik heb altijd te doen met vastgebonden honden. Ik begrijp wel dat honden en voedselwinkels moeilijk samengaan, maar neem het dier dan niet mee. Met elke blaf begon mijn gemoed meer op te spelen. Toen wij de winkel verlieten zagen we dat het dier een soort bastaardterriër was. Mijn vrouw wreef het al pratend over het koppetje, het begon te kwispelstaarten en hield zich stil. ‘Zal ik hem meenemen?’ zei ze quasi ondeugend. ‘Nee joh! Die hond is van een klant’, zei ik. Ik legde de boodschappen op de achterbank van de auto en nam plaats achter het stuur. Mijn vrouw stapte ook in. ‘Even wachten met wegrijden’, zei ze. We wachtten een paar minuten. Toen kwam er een man uit de winkel die de hond losmaakte en er mee wegliep. ‘Hè wat jammer’, zei mijn vrouw, alsof ze mijn gedachten had geraden.

Kankerstok 25.7.17

Sinds enige jaren worden rookwaren ontsiert door afschrikwekkende plaatjes. Dit om de gebruikers te waarschuwen tegen de gevaren van het kankerstokje. Alsof ze dit al niet wisten. Door het rommeltjesrapen weet ik dat er een verschillende afbeeldingen zijn. Ze worden naar het schijnt zelfs verzameld. ‘Heb jij de tongtumor al of het afgezette been?’ Zo zal het wel gaan. Waren die eerste plaatjes nog redelijk onschuldig, de laatste tijd vind ik er steeds vaker doosjes waar een kind het brandpunt van de boodschap is. Een rokende moeder met een huilend jochie op de arm. Een kindje hoestend in een bebloede zakdoek. Een astmatisch inhalerend kindje. Een rokende moeder met een meisje naast zich op de bank. Een kind staande naast een man aan een voedselslang. Een uitgemergeld kind met een zuurstofmasker op… enzovoorts. Bijzonder wreed allemaal. Of het werkelijk helpt is zeer de vraag. Misschien zou men van rijkswege eens moeten voorstellen dat rookwaren alleen nog bij uitvaartcentra mogen worden verkocht. Of mag ik niet zo zwartgallig denken?

BBQ-afkeer 26.7.17

Van alle zaken waar ik het niet zo op begrepen heb, spant het uit eten gaan wel de kroon. Ik bedoel niet het uit eten gaan met ons beiden, want mijn vrouw lijdt wat dit betreft aan dezelfde kwaal als ik – nee, met een groep. Met laat ik zeggen minimaal een persoon of zes. Er moet een drankje vooraf alvorens men besluit tot datgeen waarvoor men komt. Daarna moet er voedsel van een menukaart worden besteld en altijd is er wel iemand bij die dwars ligt, waardoor het etentje extra wordt verlengd. Bij barbecues voel ik mij helemaal een eenling, temeer vlees hier de hoofdmoot vormt en hoewel ik geen vegetariër ben, kan ik mijn standpunt moeilijk hard maken dat het allemaal wel wat minder kan. Maar ik wil de sfeer niet verpesten en daarom ga ik liever niet meer. Heel soms ontkom ik er niet aan. Zoals bijvoorbeeld vorige week. We hadden wel zelf vegaburgers en stokbrood meegenomen. Dat werd zonder kritiek gepruimd. Bijna voor herhaling vatbaar.

Venetië 27.7.17

Gisteren zijn we naar Appingedam geweest. Dat wordt zo langzamerhand een gewoonte. Rondvaart met de Damsterveer langs prachtige tuinen en kaden. Dat dit stadje geen wereldfaam geniet, verbaast me steeds weer. We zeggen weleens, als we een appartementje overwegen, dat we deze kant opgaan. Na de rondvaart naar ‘De Koning van Groningen’ voor een broodje en een theetje. Gezeten aan het Damsterdiep, met zicht op de hangende keukens. Ik kreeg filmbeelden uit De dood in Venetië. Vooral door dat rottend blad in het water. Alsof het zo moest zijn hebben we ’s avonds gevreeën. Dat gaat de laatste tijd steeds moeilijker. Aan mijn door circumcisie enigszins misvormde piemel groeit een uitstulpinkje wat het penetreren lastig maakt. Toen ik later na het plassen mijn piemel leegdrukte, spoot er een straaltje bloed uit. Ik schrok ervan. Zal wel een adertje gebroken zijn, dacht ik later. Ouderdom komt nu eenmaal met gebreken. Het zal wel weer herstellen. Als het vaker voorkomt moet ik er werk van maken. Een lullig karweitje, dat wel.

Stuk 28.7.17

Ineens was mijn computer stuk. Dat wil zeggen; het postgedeelte hield ermee op en wat is een computer die geen berichten kan ontvangen en versturen. Gelukkig kon ik nog wel typen, maar ik miste meteen mijn lijnkrant, alsmede eventuele correspondentie. Zo raak je gewend aan dat systeem. Ik probeerde van alles. Ik zette de computer vlak voor de server in de veronderstelling dat afstand mogelijk een probleem zou zijn. Geen effect. Daarna ben ik met het apparaat naar mijn zwager gereden om het aldaar te testen. Geen sjoege. Er zat niets anders op dan ermee naar de computerwinkel te gaan. Het is nog eentje van het bijna vooroorlogse vista-systeem. Repareren zou onzinnig zijn. Ik hoor het zo’n jongen al zeggen: ‘Zou ik niet doen meneer’. Thuis drukte ik het knopje uit frustratie nog eens in en tot mijn stomme verbazing deed-ie het gewoon weer. Alsof er niets gebeurd was. Meteen de post bekeken, daarna alles geback-upt en alle verhaaltjes uitgeprint. Voor het geval hij weer raar gaat doen.

Bundels 29.7.17

Bij het in gedachten afstoten van boeken kom ik steeds weer terecht bij de plank poëzie. Af en toe sla ik ’s avonds nog weleens een verzamelbundel op, maar daar blijft het bij. Vanwege de verbouwing van de achterkamer had ik enige stapels bundels naar boven gesjouwd om ze daar te zijner tijd te selecteren, maar toen ik de planken aan de muur had geschroefd wilde ik ze weer gevuld zien en dus schoof ik nog dezelfde avond al die bundels weer op hun oude plaats. Van Gerrit Achterberg tot Daan Zonderland. Het vervelende was dat de plank waar ik de Nederlandse poëzie had staan een stuk hoger uitviel. Verkeerde inschatting? Nee. Ik heb de plankhoogten aangepast aan die van de belendende boekenkast. Dat staat beter. De kans dat ik er ’s avonds een bandje tussenuit pluk wordt er nog kleiner door. En dan te bedenken dat ik gisteren te Winterswijk voor een habbekrats de verzamelde gedichten van Dick Hillenius heb gekocht. Gerrit Komrij zou er een rolberoerte van krijgen.

Fooi 30.7.17

We waren in het Gelderse Ruurlo beland waar we kasteelmuseum MORE wilden bezoeken. Thuis op de site had ik gelezen dat de bezoeker zich vanaf het station middels een golfkarretje naar het museum kan laten rijden. We waren amper gearriveerd of daar zoefde het karretje al voor onze voeten. We stegen in en vroegen wat het kostte. ‘Niets’, zei de chauffeur. In een lichte opwinding snelden we naar het museum. Het kasteel heeft haar oorspronkelijke bestemming verloren, maar ze straalt nog steeds de middeleeuwse grandeur uit. Gevolg: zacht gemompel in de zalen waar werk van Carel Willink hing. Of de loftuitingen Willink’s schilderwerk betrof of het kasteel werd mij niet duidelijk. Het publiek was hoorbaar niet van de straat. Later die middag bracht het karretje ons weer terug naar het station. De chauffeur wenste ons een goede reis. Hij trok daarbij een gekweld gezicht. Op het perron zei mijn vrouw: ‘We hadden die man een fooi moeten geven’. ‘Als enigen zeker’, zei ik. Ik ken de zuinige cultuurlander.

Leraar 31.7.17

Dick Hillenius leerde ik niet als dichter, maar als bioloog kennen door de Spectrum Dierenencyclopedie, die vanaf augustus ’70 in losse partjes verscheen. Voor f1.95 per stuk verkreeg ik steeds een aanvulling van 24 bladzijden. Aan de binnenzijde van de omslag van iedere aflevering stond een artikel van de hoofdredacteur D. Hillenius. Ik haalde die omslagen eraf en klikte het encyclopediedeel in de speciale band. De artikelen van Hillenius plakte ik in een boek. Alle dieren las ik met grote belangstelling en daarnaast de stukken van Hillenius. Tezelfdertijd begon mijn interesse voor poëzie te groeien. Niet onbelangrijk te vermelden is dat de liefde voor de natuur alreeds thuis op de boerderij was ontstaan. Later versterkte dit nog door een studie asielhouderij en dierenverzorging. Die encyclopediebanden heb ik in een moment van zwakte weggedaan ( klein beetje zonde), maar het schrift met de artikelen heb ik nog. Ook de gedichten van Dick Hillenius laten zich welhaast lezen als een compendium. Van Aal tot Zeenaaktslak)… Ik ga ze allemaal opnieuw ontdekken.