Augustus 2017

Decadentie 1.8.17

Vanmiddag kocht ik bij de Lidl een schaaltje met zes appels. Ik koop zelden appels. Mijn vrouw wel, meestal eentje. Om meteen op te eten. Zes is voor ons doen dus veel. Het schaaltje lag in een doos waarvan ik vermoedde dat die weggegooid zou worden. Eén van de appels bevatte namelijk een bruin plekje. De andere appels waren puntgaaf. De verwende consument wil nu eenmaal geen butsje. Tegenwoordig is veel voorverpakt. Ik zou ze uit de verpakking halen, een bak ernaast zetten, zacht prijsje erop, klaar. Maar extra werk kost geld dat de grootgrutter graag uitspaart. De appels komen uit Nieuw-Zeeland, zijn de halve wereld overgekomen om hier respectloos in de kliko te belanden. Schandalig! Ik kocht het schaaltje uit boosheid. Omdat we zo idioot veel voedsel weggooien. Mijn oude groenteboer zou zeggen: ‘Op die ene zit een vlekje, die krijg je voor niks’. Je zou bijna hopen dat er in het westen een tijdje ernstige voedselschaarste ontstond. Dat zal ons leren. De appels smaken overigens heerlijk!

Aso 2.8.17

De buurtsuper in Wildervank heeft eenrichtingverkeersborden bij de parkeerplaats geplaatst. We kwamen terug uit Zoutkamp, daar hebben ze dezelfde maatregel voor parkeren genomen. Maar niet iedereen gaat erin mee. In de Gieter parkeerstraat zag ik gisteren een Dodge-Ram tegen de richting in achteruit rijden, omdat er geen enkele plek breed genoeg bleek. Uiteindelijk parkeerde hij bij de ingang over twee vakken. Het leverde veel boze gezichten en gescheld op. Wij gingen even in Wildervank aan voor een patatje. Amper geparkeerd zag ik een suv de uitrit inrijden en naast ons parkeren. De bijrijdster stapte uit de minitank en vroeg met een westerse accent: ‘Is dat een goeie chinees?’ en wees naar bedoeld restaurant recht voor ons. ‘Dat weet ik niet’, zei ik. De chauffeur stapte nu ook uit. Ik zei dat hij de uitgang was ingereden. ‘Ach, ik denk, ik waag het erop’, zei hij grijnzend. De auto stond scheef over twee vakken. Het is niet het voertuig, maar de chauffeur die het woord aso het meest verdient.

Misdaad 3.8.17

Een uitgever belde me of ik niet iets voor publicatie heb liggen, het liefst in de misdaadsfeer, want dat verkoopt als een tierelier. Dat heb ik niet. Mijns inziens verlangt niemand het slachtoffer van geweld te worden, dus waarom het verwerken tot literatuur. Ik ben bovendien erg tegen het genereren van angst, zei ik haar. Want het was een mevrouw. Ik denk dat ik haar mijn verhaal Zinkend Huis maar stuur. Dat gaat over een huis dat door verzakking stukje bij beetje uit elkaar valt. Geen aardgasbevingsgevalletje, maar het uiteenschuiven van
de aardschollen. Geologisch gezien een haarscheurtje van niks, maar toevallig onder dít huis. De geleerden staan voor een raadsel, daar hier niet eerder aardbreuken voorkwamen. In een tijd van losrakende stukken ijs ter grootte van Wallonië een modern item. Een shocking story van jewelste. Maar de moderne lezer wil blijkbaar moord en doodslag, bijna hoorbaar lijden en vooral wraak! Waarom juist vrouwen dit willen lezen is mij vreemd. Misschien een verholen vorm van wenshandelen. Best wel griezelig

Roem 4.8.17

Iedereen die zo nu en dan iets schrijft wil dit dolgraag tussen twee kaften gedrukt zien. Vroeger was dat moeilijk, nu niet meer. Je zet de boel op een blog en geeft het bij genoeg viewers uit in boekvorm. Dan ziet hij/zij dit boek het liefst in een waaier van andere auteurs in de etalage van een gerenommeerde boekanterie liggen. De volgende stap is de televisie, waar één van de handvol groten hem/haar een duw richting de zoveelste druk geeft. En vergeet niet de criticasters die het boek soms onbedoeld de boekentop-10 injagen. Dat is het traject dewelke de moderne schrijver voor ogen heeft en hem/haar middels schrijfcursussen wordt voorgehouden. Ik teken hier niet voor. Wat te denken van al dat gereis om hier of daar een hoofdstukje voor te mogen lezen, dat schminken voor een minuutje televisie, de terreur van de interviewers. Ik schrijf mijn hele leven al met coaches van papier en boeken als ruggensteun. Het is thuis de schrijver uithangen en dat buiten zwijgend uitdragen.

Verschillen 5.8.17

Mijn vrouw spreekt dieren immer toe met doorgaans voor mensen bedoelde troetelwoorden als ‘schatje’ of ‘stumpertje’. Haar rijk loopt van mier tot olifant. Als ik een ander karakter zou hebben, zou ik allang uit elkaar zijn geknald van afgunst. Ik ben echter evenzeer begaan met dieren, hoewel ik duidelijker grenzen stel. Om de bioloog Midas Dekkers na te spreken: ‘Aan de meeste dieren heb ik een pesthekel’. Ik bedoel hiermee het kleine kriebelspul. Ook houden wij ons bed diervrij. Voor een spinnetje kan mijn vrouw mij ’s nachts nog weleens schreeuwend wakker maken, maar zelfs dan vindt ze het zielig als ik met een druilerige kop de doerak naar de ratsmodee mep. De liefde voor al wat leeft beïnvloedt zeer zeker onze reiskeuzes, want ik wil beslist niet geconfronteerd worden met een speenvarken aan het spit of een draaigril vol hoenders. Dan is voor mij de dag verpest. Dus geen eetpartijen, oermarkten en braderieën. Uiteraard hebben wij ook wel verschillen; ik ben bijvoorbeeld veel meer een nachtdier dan zij.

Tandarts 6.8.17

Elke dag denk ik wel even aan de dood. Ik weet dat ik vroeg of laat aan de beurt ben en toch leef ik alsof er niks aan de hand is. Wat me het meeste tegenstaat is dat ik niet meer mee kan maken hoe de mens zich ontwikkelt. Of bijvoorbeeld Musk en de zijnen inderdaad op Mars zullen landen en hoe het met de aardse bodemschatten zal gaan, want we verspillen ongans. Al zou ik maar een glimpje van zeg 2117 mogen opvangen. Dood-zijn betekent natuurlijk ook dat ik voor zekere tijd wordt gemist. Door familie, vrienden en streekgenoten. En door allerlei instanties waar ik ingeschreven sta, bijvoorbeeld mijn tandarts. Krijgt zij van mijn zorgverzekering bericht dat ik overleden ben – uit de tijd? Het hoort bij haar beroep. Patiënten gaan nu eenmaal dood. ‘Nog uitschrijvingen?’ ‘Ja, ene meneer Haandrikman’. ‘Welke Haandrikman?’ ‘W’. ‘Ach, nou ja, hij was de meeste tanden en kiezen al jaren kwijt’. Zal het zo gaan, of neem ik nu een loopje met mezelf?

Licht 7.8.17

In dit huis -het huis waarin mijn grootouders woonden en daarvóór de ouders van mijn grootvader- is veel hetzelfde gebleven. Dat wil zeggen, zoals het was toen ik er in 1985 introk. Bij het opknappen van de muren en het plafond kwam ik sporen tegen waar vroeger het fornuis stond of waar ooit een doorgang was. Er is dus wel het een en ander aan veranderd, maar een modern huis is het nooit geworden. Vorige week verplaatste mijn vrouw mijn leestafel -een erfstuk van mijn grootouders- bij het raam. Ik had al eens gezegd dat dit besparing van lamplicht zou opleveren. Het staat bijna op de plaats waar het vroeger stond en nu zit ik waar ook mijn oma altijd haar krantje las. Je zou in zeker opzicht welhaast van een gelijkenis kunnen spreken, maar daarvoor verschilden we toch teveel. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de macht van elektriciteit. Niettemin worden wij weleens schertsend ‘authentiek’ genoemd. Een verwijzing naar vroeger, maar superhedendaags en vooral vlijend bedoeld.

Slag 8.8.17

Volgens historici is Drenthe ontstaan na de slag bij Ane op 28 juli 1227. Eén en ander had te maken met landjepik van Rudolf van Coevorden, hetgeen de bisschop van Utrecht niet zinde. Gevolg: knokkerij. Dit vond plaats aan de zuidoostzijde van Drenthe. Maar wacht es even, Ane ligt helemaal niet in Drenthe! In de tijd dat dit speelde bestond Drenthe zoals wij dit nu kennen nog helemaal niet. Mogen we dan wel spreken van ‘onze’ slag of moeten we de eer, 790 jaar na dato, alsnog aan de koene Overijssellers afstaan? In het Belevingscentrum te Gramsbergen kwam ik hier niet achter. Hier bouwde men de slag tot in de finesses na. Het resultaat viel nogal tegen. Op mijn vraag aan de medewerkster hoe het zit met de Anerse identiteit, zweeg ze veelbetekend. Ik vrees dat de strijd bij Ane nog steeds niet is beslist. Misschien is de Haandrik wel gegraven om ons uit elkaar te houden. Het is een indrukwekkende waterscheiding, die me een geruststellend gevoel gaf.

Gaal 9.8.17

Summertime, and the living is easy. Hoe mooi kan het zijn. We zaten op het bankje voor ons huis. Er naderde een luchtballon. Als een gemankeerde draak blies ze met vaste regelmaat vlammen in haar buik. Statig voer ze over. We werden er warm van. We zaten in het biotoopje van mieren, pissebedden, vlinders, libellen en zo-even glibberde er zelfs een vibratorretje voorbij. Hommels doken in vingerhoedskruidkelken en wurmden zich er zaadbeladen weer uit. Liefde is één vinger lang, bedacht ooit iemand. Het was een lustentuin waar we tegenaan keken. Vogels schreeuwden of roekoeden hun strotten schor, vuurwantsjes leken zich in een orgie te hebben gestort. Een combine ronkte in een stofwolk verderop. Het graan werd gedorst. ‘Het koren is gaal’, zeiden de boeren vroeger. Over Gaal gesproken: De voetbaldames zijn Europees kampioen geworden! Die over het paard gesmeten heren mogen voortaan een toontje lager zingen. Ongekende vreugde overspoelt het land. Een kleine revolutie. De zon zakte bloedrood achter de horizon. We waggelden als volgezogen torren naar binnen.

Balkonscène 10.8.17

In Oosterwolde kende ik een man die in New York jaren als persfotograaf had gewerkt. Hij vertelde mij eens dat hij op een dag naar een bepaalde torenflat werd gestuurd, waar een vrouw van haar balkon dreigde te gaan springen. Op straat had zich inmiddels een grote menigte verzameld, waarvan een deel Jump! schreeuwde. Toen de vrouw door tijdig ingrijpen van de hulpdienst van het balkon werd gehaald, waren die jumpschreeuwers des duivels. Zij hadden haar dood willen zien vallen. Letterlijk. Ik moest hier vanmiddag ineens aan denken en zag zo’n balkon voor me met daarop de leider van Noord-Korea en de president van Amerika. En zonder dat ik er iets aan kon doen dacht ik: Sla elkaar maar over de reling. Opgeruimd staat netjes. Ik heb dit zelden eerder gedacht. Het is mogelijk een flard uit een Muppetshow waar regelmatig iemand over de reling vloog. Zover heeft de beschaving ons gebracht. Maar ik waan mij in goed gezelschap, als ik tenminste de berichten voor waar mag aannemen.

Scheuren 11.8.17

Ooit -het moet in de zeventiger jaren zijn geweest- werd mij de toegang tot een discotheek door een portier ontzegd. De reden hiertoe was dat mijn kleding niet strookte met de regels van het huis. Hij zei nog net niet dat ik er als een schooier bij liep, maar zo voelde het wel. Nu verafschuwde ik discotheken en dit was een goed excuus er nooit meer een poot binnen te zetten. Mijn vriendenclubje gedoogde mijn keuze. Zag mijn kleding er werkelijk zo versleten uit? Nee, zeker niet. Maar ik droeg mijn spijkerbroeken tot er hier of daar een gat in viel. Dat was in die dagen niet hip. Vandaag de dag zie ik allerlei tv-persoonlijkheden en andere aanstellers met broeken waar de knieën volledig doorheen steken. De rest van de pijpen is ernstig aangevreten. Zo bont heb ík het nooit gemaakt. Maar het schijnt dat de hedendaagse portiers meer op de huidskleur van de drager letten en dat deed er in mijn tijd geloof ik iets minder toe.

Genderneutraal 12.8.17

Ik ben een problematische pieser. De plék om van mijn water af te komen is de hoofdreden. Het gaat moeiteloos als ik mij in een afgesloten toiletruimte bevind. Deze is echter niet overal aanwezig. Vooral op festivalterreinen was dit vaak een bezoeking. Ik herinner mij de toiletgang bij het concert van The Rolling Stones in het Zuiderparkstadion te Den Haag in 1976 als het allerergste. Ik moest heel nodig en begaf me naar de toilettenhoek. Er heerste hier enorm gedrang en geschreeuw. Eén blik op de immense plasgoot en de opstijgende walm deed mij geschokt terugkeren. In vertwijfeling begaf ik mij naar de vrouwenhoek, maar daar werd ik subiet weggescholden als een ongewenste gluurder. Tenslotte begaf ik mij naar het uiteinde van het terrein. Hier heb ik in het zicht van enige toekijkende agenten en schuimbekkende honden mijn water door het gaas geloosd. Het was een zeer vernederende verduring. Zo’n genderneutrale hoek zou mij dus uitstekend passen. Bijna als thuis. Ook hier is gezeik over toiletkeuzeplicht geen issue.

Museumbezoek 13.8.17

Mijn vrouw wil eigenlijk stoppen met de museumkaart. ‘We maken er veel te weinig gebruik van’, zei ze gisteren. Ik raadpleegde mijn agenda en zei dat als we nog een paar museums bezoeken, we dit jaar toch quitte spelen, waarom zouden we er dus mee stoppen? Hierdoor geprikkeld gingen we vanmiddag naar Groningen. Eerst naar het Scheepvaartmuseum, het mooiste museum in de regio. En daarna naar het Stripmuseum, dat een kwijnend bestaan lijdt. We waren de enigen. Tegen vijven liepen we terug door de Herestraat. Hier zat vroeger muziekhuis Vink, dacht ik bij betreffend pand. Ik kocht er mijn eerste liedjesboek van Bob Dylan. Iets verderop was Studio, waar ik in de kerstweek van 1968 Don’t look back zag. We staken de brug over en wandelden richting het busstation. ‘Ik ga straks in de tuin bezig’, zei ze. ‘Ik ga wat schrijven’, zei ik. ‘Waarover?’ zei ze. ‘Weet ik nog niet’, zei ik. Als ik het wist zou ik het niet zeggen, want prijsgeven van ideeën is funest.

Kleertjes 14.8.17

Omdat ons nichtje in verwachting is en wij gevoelsmatig dicht bij haar staan -wij werden door haar als eersten ingelicht- is mijn vrouw fanatiek aan het inslaan van kleertjes voor het toekomstige ding. Daardoor zie ik haar sindsdien nóg meer in de rekken van babyspullen struinen en dozijnen keren verzuchten hoe snoezig en schattig dit alles wel is. De rompertjes, de broekjes, de truitjes en vooral de schoentjes doen haar zichtbaar week worden. Tegenover haar adoratie voor de peutermaten stond haar weigering voor het moederschap. Ik bezie deze dubbelzinnigheid altijd met lichte verbazing. ‘Jij wilde ook geen kinderen’, zei ze gevat, toen ze een rek met koopjes doornam voor een kinderkledingwinkel in Coevorden. Alsof we het daar nu nog even over moesten hebben. Het had evengoed anders kunnen lopen, maar ik kan goed leven met dit lot. De kassière bekeek ons met een brede lach en zei hoe heerlijk het is, dat kleine grut. We knikten bedeesd. Maar het woord ‘grootouders’ viel gelukkig niet. Alsof ze het wist.

Rolverdeling 15.8.17

Het tuinieren van mijn vrouw begint serieuze vormen aan te nemen. Wellicht door de broeitijd van vele jaren ’tuinverbouwingen’ kijken op de televisie, maar dat zij zich daadwerkelijk aan het tuinieren zou overgeven komt doordat ze het nu ook lichamelijk kán (zie: Tuinkijken, 22.7.17). Onze tuin was jarenlang een gezellige wildernis. Ik maaide plichtmatig het gras, hield de heg en de struiken bij en bewaterde indien nodig het een en ander. Veel meer dan dat deed ik er niet aan. Zij creëert nu overal perkjes en zitjes en er duiken allerlei indringertjes op. Ze is vol enthousiasme over deze spontane ontwikkeling. Voor mij blijven de alledaagse huiszaken doorgaan. Ik doe de was, vouw de kleren, lap de ramen, zuig of dweil de vloeren, naai knopen aan onze kleren, zet thee of koffie, schil de piepers, doe de post en poets het aanrecht. Dit is watjeswerk voor veel mannen, waarvan er zijn die hun vrouw als sloof gebruiken en die hoogstens op een trekkermaaier gezeten hun gazonnetje willen doen. Over takenverdeling gesproken.

Heilige 16.8.17

Elvis Presley is vandaag 40 jaar dood. Ik was nooit echt fan van hem. Dat komt omdat hij niet in het rijtje zat waar mijn muziekminnende broer mij mee infecteerde. Dat rijtje bevatte Buddy Holly, The Everly Brothers, Chuck Berry, Tommy Roe, Roy Orbison en een schare lookalikes. Achteraf eigenlijk wel vreemd. Ik had hem natuurlijk zélf kunnen ontdekken, ware het niet dat The Beatles en de zijnen mij plotsklaps volledig opeisten. Met terugwerkende kracht gebeurde dat later bescheiden. Maar de idolate verering die hem vooral na zijn dood ten deel viel bekoelde het weer. Alsof het wraak betreft tegen zijn manager die hem niet buiten de VS wilde laten optreden, galmen tegenwoordig duizenden in afzichtelijke pakken gestoken klonen zijn grootste hits en vangen er goed geld mee. Verderfelijke plagiaat. Het lijkt me daarom niet uitgesloten dat na het benoemen van hemellichamen naar popsterren en de nobelprijs voor literatuur aan Bob Dylan, spoedig uit hetzelfde echelon een heilige wordt benoemd. Elvis Aaron Presley lijkt me een reële kanshebber.

Actiegroep 17.8.17

Af en toe krijg ik een mailtje van Human Society International. Zij behartigen dierenzaken die mij zeer aan het hart gaan. De ene keer gaat het om de bescherming van olifanten, dan weer om neushoorns, schildpadden, walvissen of tijgers. Want er wordt wat afgeslacht voor de ijdele lusten der mensheid. Ik zal mij daartegen blijven verzetten. Met één klik op submit hebben ze mijn steun. Maar wat is dat voor een groep?, dacht ik vanmorgen. Daar kwam ik middels internet razendsnel achter. De HSI zetelt in een hotel in Washington. Dat had ik toch graag anders gezien. Ik plaats milieu- en dierenactiegroepen van oudsher nu eenmaal in kraakpanden en laat ze strijden in wrakke bootjes op woeste zeeën. Door deze cyberspeurtocht waan ik mij plotseling in de hoofdstad van de wereld. Het Witte Huis ligt er op een uurtje lopen vandaan, het National Geographic Museum is om de hoek en bij Capital City kan men een fiets huren. Alsof ik thuis ben. Maar toch… Ik mis iets: dieren.

Kasteel 18.8.17

Vanmiddag trof ik onze gemeentedichter Bonabo en als vanzelf kwam de Groninger stijldichter Rawie ter sprake, door hem altijd badinerend Jan Peter genoemd. Ik las vanmorgen zijn column in het Dagblad, het bezorgde mij kromme tenen. Niet alleen vanwege zijn gekunstelde taalgebruik, maar vooral vanwege zijn laatdunkendheid voor het gewone volk. Hij sprak hierin over een kasteel ergens in Frankrijk dat hij onlangs had bezocht en dat ‘zoals de meer ontwikkelde lezer zich ongetwijfeld herinnert, een belangrijke rol in Barbara Tuchman’s onovertroffen A distant mirror speelt’. O, dat zullen de weinige lezers van dit boek zeker! Zo’n alinea is een vette knipoog naar de ingewijden. Hij had indachtig de doorsnee Dagbladlezer beter Het slot op den Hoef van de schier onovertroffen Cornelis Johannes Kieviet kunnen noemen. Dat zei ik tegen Bonabo. ‘Jan Peter bedoelt het vast ironisch’, zei hij. ‘Dan is het een vorm van ironie die mij ontgaat’, zei ik. Bonabo knikte. ‘Hij komt uit een domineesgezin’, zei hij ‘en dat blijf je toch merken hè’. Ik knikte wijselijk.

Determineren 19.8.17

Als kind was ik al gek op natuur. Ik herinner me mijn schooltekeningen, met landschapjes, bomen en bloemen. Dieren kon ik jammergenoeg niet tekenen. Lopend of fietsend richt mijn blik zich automatisch naar de bermen en slootwallen. Vanmiddag fietste ik over de Achterste-Dijk. Een gebied van vooral landbouwakkers. Door de besproeiingen is daarop geen bloem te zien. Alleen in de bermen. Op zeker moment stopte ik, legde mijn fiets neer en hurkte in het gras. Was dat nou een gras- of een weideklokje en dat een lathyrus of vogelwikke? Even de bloemengids erbij. Over het veld kwam een zware trekker aangereden. De chauffeur volgde mijn bezigheid nauwgezet. Mogelijk hield hij mij voor een vreemde snoeshaan. Bij het passeren draaide hij zijn hoofd mee en zat zodoende achterstevoren op de trekker. Dat was niet verstandig. Ik lette verder niet op hem tot ik ineens een vreemd geluid hoorde. Ik zag de trekker voorover hellen. Een stukje te ver doorgereden. Leuk werk hoor dat determineren. En je beleeft nog es wat.

Omissie 20.8.17

OVT -radioprogramma van de vpro met actueel nieuws en veel over historie- behandelde een aantal boeken over dystopische wereldbeelden. In 1984 stond het gelijknamige boek van George Orwell enorm in de belangstelling, mede door de verfilming ervan. In een artikel in De Haagse Post destijds werden 1984, Brave New World van Aldous Huxley en Cities of the Red Night van William Burroughs een ’trilogie’ genoemd. De eerste twee boeken kocht ik in oktober ’83, Cities iets later en in vertaling. Eind jaren ’80 zou Burroughs in Vera te Groningen spreken. Simon Vinkenoog zou hem interviewen. Ik d’r op af. Maar bij Vera wist niemand iets van een Burroughs. Wonderlijk. Het hoorde wel een beetje bij zijn persoon. In Steden van de rode nacht sterven mannen massaal aan een dan nog onbekende ziekte en stort de wereld in. Het had aardig gepast in het rijtje van OVT. Muziekje eronder van The Soft Machine of Listen to my heartbeat van Laurie Anderson, waarin de meester zelf aan het woord komt.

Klokkenluider 21.8.17

We zaten in een schemerig zaaltje in de monumentale villa ‘Rams Woerthe’ te Steenwijk. Hier bevindt zich de nalatenschap van de kunstenaar Hildo Krop. Om inzicht te krijgen in ’s mans leven en werk was het raadzaam eerst een filmpje te bekijken. Zo halverwege kwam er een groepje vrouwen binnen. Ik keek opzij en meende er één van mijn vroegere vriendinnen tussen te herkennen. Er volgde een overdonderende flashback van 35 jaar in de tijd. Ze zou nu iets van 59 jaar moeten zijn. In de tijd dat ik haar kende waren er nog geen rollators. Zij liep er nu mee. Ineens moest ik aan haar vader denken; een godsvruchtig man, die vasthield aan de gedachte dat de kerk niet zonder werklieden kon. Hij was luider van de kerkklok en zag in mij een welkome aanvulling. Nogal eens was de beëindiging van een verkering niet alleen een kwestie van de verschrompeling van de liefde. Toen ik het zaaltje uitliep keek ik haar aan. Nee gelukkig, ze was het niet.

Uilskuiken 22.8.17

Vanmorgen toen ik naar Gieten reed ontwaarde ik bij de Noordveensedijk een kleurrijk bord in de vorm van een zittende ransuil. Vermoedelijk van een aanhanger gewaaid die het naar de iets verderop gelegen vuilstortplaats wilde brengen. Ik stopte, bekeek het houten ding en nam het mee. Mijn vrouw vond het prachtig en plantte het meteen tussen ander tuinprullaria. Nu maakte ik vanavond een fietsrondje en tot mijn verbazing zag ik bij de ingang van het fietspad aan de overzijde van de Hunze eenzelfde soort bord staan. Anders geverfd, maar toch… Het diende dus een hoger doel. Het was mogelijk een aanwijzing voor een toertocht of een oriëntatiewandeling en nu waren de deelnemers mogelijk fout gereden óf ze zouden dat morgen doen. Weer thuis zei ik dat we het bord ogenblikkelijk moesten terugplaatsen. Uit meligheid en ook een beetje uit schaamte schreef ik er ‘Sorry, ik was even uit vliegen’ op. Het zou de boosheid over het (tijdelijke) gemis van het bord misschien iets verlichten of helemaal doen vergeten.

Keuze 23.8.17

Ergens in ’84 ben ik in het kustplaatsje Paesens-Moddergat naar een huisje wezen kijken. Mijn ‘chalet’ werd minder, evenals mijn band met Oosterwolde. Het liefst wilde ik iets kopen. Mijn financiële armslag was redelijk, ik liet me leiden door de lage prijs. Ik werkte voltijds en een hypotheek zou volgens de bank mogelijk zijn. Er heerste in die tijd grote werkloosheid, Friesland was ongeveer koploper. In de omgeving van Paesens-Moddergat was helemaal geen werk te vinden. Dokkum was het dichtste bij, ook daar was het armoe troef. Door dit vooruitzicht zag ik er van af. Vanmiddag kwamen we op doorreis in Paesens-Moddergat. Het is een prachtig dorp. In het Fiskers’ Museum sprak ik een gids. Ik zei dat ik hier ooit voor 28.000 gulden een huisje had kunnen kopen. ‘Tegenwoordig betalen ze er minimaal drie ton voor’, zei hij. ‘Goh, drie ton’, zei mijn vrouw. Ik zei ‘Als het was doorgegaan, dan zou ik mogelijk nog aan het Styntsje’s Reed wonen en met een Moddergatse zijn getrouwd… Dus ja-aahh…’.

Kauwtje 24.8.17

We waren neergestreken op de parkeerplaats bij een mobiele frituurkeet aan de dijk bij Lauwersoog. Even de benen strekken. Er heerste gezellige drukte. We zetten onze meegebrachte krukjes naast de auto en maakten twee koppen thee. We kregen gezelschap van een kauwtje. ‘Als-ie maar geen rommel oppikt’ zei mijn vrouw. Overal lagen snoeppapiertjes, blikjes, sigarettendoosjes en drinkkartonnetjes. Keep Britain tidy leerde ik in Engeland. Niet dat dat bijster veel hielp. Ze begon bezorgd rommeltjes op te rapen en in de kliko die bij de dijkopgang stond, te gooien. Het maakte weinig indruk. Ik begon hetzelfde te doen. We zouden eigenlijk speciale hesjes aan moeten hebben. Niet van die spuuglelijke oranje wegwerkersdingen, maar mooie blauwe, met een groene O als teken van Schone Wereld. En vooral met niemand in discussie gaan. Dat werkt averechts. Na onze particuliere schoonmaakactie aten we een broodje. ’t Is stenen voor brood, dacht ik en wierp het kauwtje een flink stuk toe. Daarna liepen we de trap op om naar de zee te kijken.

Deuger 25.8.17

Op het terras van Scheltema zag ik Kees zitten. Ik groette hem met een armzwaai en reed door. Ik terras al decennia niet meer. Ik heb niettemin genoeg aan Bacchus geofferd, maar niet in de vorm van wijn. Kees wel,
en alleen het allerbeste, pochte hij. Hij was een wereldverbeteraar die zijn deugdzaamheid graag etaleerde. Zo had hij voor zijn huis sloopdakpannen en dito tegels in België gekocht en met zijn Landrover opgehaald. Hij deed voorkomen dat dit beter voor het milieu was dan nieuwe te kopen. Dat hij er twaalf keer voor moest rijden noemde hij terloops. Toen ik afscheid van mijn werk nam gaf hij mij een doos met verschillende soorten thee. Looizuurvrije en rooibos. Het staat onaangeroerd bij ons in de kast. De laatste keer dat ik hem zag was bij een hele goedkope discounter. Zijn wagentje vol bulkwijn en rommel uit het verre oosten. Je moet er wat voor doen goede sier te maken. Maar bij mij zakte hij toen definitief door het ijs.

Zangkunst 26.8.17

Aan ‘De Gouden Pand’ stonden vier jonge vrouwen, gekleed in oosters uitziende jurken, meerstemmig het oeroude lied De vier weverkes te zingen. Ze deden het prachtig en vol overgave. De voorzangeres gaf de maat aan met een tamboerijntje. Zo eenvoudig en tegelijk krachtig kan muziek zijn. Het feit dat zij hier zonder veel bekijks hun kunstje vertoonden was vanwege het BieDaip-festival te Appingedam, waardoor er overal op straat en in cafés zanggroepen optraden. Wij waren op weg naar de synagoge. Die is weinig open, dus we namen deze kans. Daar trad een a-capellagroep uit Polen op. De vijf mannen zongen magistraal. Later die middag zag ik de vier vrouwen en de vijf mannen gezamenlijk een biertje drinken, waaruit ik opmaakte dat zij landgenoten waren. Op de terugreis zong dat lied van die weverkes steeds door mijn hoofd. Vooral dat kolderieke ‘Djikke djakke kerre koltjes klits klets…’. Zouden die Poolse vrouwen enig idee hebben waarover ze zongen? Libertijnse spielerei, grenzeloze liefde…? Weemoed overviel me. Het gevoel van naderend onheil.

Boodschap 27.8.17

De dag is goed geweest. Ik ben niet religieus, verafschuw dogma’s, maar toch prevel ik ’s avonds meer dan eens deze boerenmantra. Niet pathetisch, gewoon vlak. Een straffe geloofsbeoefenaar zou er wellicht het begin van een dankgebed in zien. Mij best. We zaten nog tot laat in de voortuin. De zon zette het bos aan de horizon in vuur en vlam. Even leek het alsof ze weer wilde opstijgen. Dat zou wat zijn: een heidens mirakel. Toen kwamen er twee vliegtuigen over wier condensatiestrepen elkaar kruisten. Met de kijker probeerde ik te zien wat voor toestellen het waren, maar ze vlogen te hoog. Als er eentje neer zou storten, zou ik het morgen weten. Mogelijk door de zon flitste er een straal neerwaarts, ik hoorde ook even een zacht geronk. Een omineuze boodschap uit het heelal? Kort daarop bracht ik de spullen naar binnen en ging douchen. Het laatste nieuws liet ik schieten. Nog een paar koldergedichten lezen. Als een zorgeloos kind wilde ik het laken over me spannen.

Hogerop 28.8.17

Er was niemand van de wandelgroep komen opdagen. Kennelijk hadden ze mij niet kunnen bereiken. Ik ging toch maar lopen en onderwijl rommeltjes rapen. Via een sluippaadje kwam ik op de begraafplaats terecht. Er naderde een werkman die zonder omhaal zei ‘Wat moet jij hier?’ Ik zei dat het bezoeken van begraafplaatsen niet verboden is. Ja, maar ik kwam door een opening in de heg het terrein op en dat mocht niet. Zijn shirt bevatte het logo van de gemeentelijke werkvoorzieningsschap. Als zijn baas dit zou zien dan zou ik groot gedonder krijgen, zei hij. ‘Kan mij geen moer schelen’, zei ik. Zo’n gesprek hadden we. Ineens moest ik aan Peter Green denken. Bewonderde gitarist van de vroegere Fleetwood Mac, die murw geslagen door het succes doodgraver werd. Normaliter wil een mens hogerop, hij ging juist naar beneden. Toen ik verder liep, zei de man ‘De volgende keer wel graag door het hek’. Ik had kunnen zeggen ‘val dood vent’, want hoe treffend, maar hield het op zwijgen.

Japan 29.8.17

De vrouw denkt een remedie te hebben gevonden om de tropische hitte te weerstaan: kerstmuziek. De sleighbells klingelen door de kamer en drijven de tuin in dat het een lust is. Een vreemd soort anachronisme. Maar mijn kop is bij Japan, waar Noord-Korea een halve etmaal geleden een raket op heeft afgevuurd. ‘Wat weet u van Japan?’ was onlangs een slimme quizvraag. Nog voor de deelnemer antwoord had kunnen geven riep ik al: ‘Hiroshima, Sony, foute keizer’. Een oudtante van mij overleefde ternauwernood een jappenkamp en dus was Japan inslecht. Door zich tegen de aanmaak van nucleaire wapens te keren, maakten ze weer veel goed. Maar met zo’n gestoorde oelewapper in hun achtertuin ben ik daar allerminst gerust op. Ondertussen parumparumt The Little Drummer Boy alsof de herauten al voor de poorten staan. Moeten we maar net doen alsof er niets aan de hand is en rustig gaan slapen en morgen maar verder zien? Als de winter komt draaien we gewoon weer Harry Belafonte’s Calypso Island. Als breinstillend tegengif.

Vuil 30.8.17

Pas op dat je geen preker wordt, hoor ik een stem in mij, als ik weer eens losbarst over de troep om ons heen. Ik kalmeer ogenblikkelijk en begin over heel iets anders. Ik probeer ergernissen op te lossen door het probleem weg te nemen, maar dit is veel te groot. ‘Het helpt geen barst, morgen ligt het er toch weer’, riep laatst een man vanuit zijn deuropening, toen hij mij bezig zag rommeltjes te rapen. ‘Waarom veeg jij je stoep dan en hark jij je tuin?’ reageerde ik bozig. Hij keek me vuil aan of was het zijn manier zijn onverschilligheid te verbloemen? Elk mobiel mens kan immers meewerken de wereld een beetje schoner te maken. Het overstromen van de straten van sommige wereldsteden komt voornamelijk doordat rioolbuizen verstopt raken door met name plastic afval, las ik. Ik denk dat er alleen een ommekeer ingezet kan worden als het weggeworpen artikel terugkaatst in de vorm van een stevige geldboete. Jaaahh…, ik ben mij soms het moraalriddertje wel.

Haast 31.8.17

Mijn vrouw moest naar de dokter. Ik parkeerde de auto aan de overzijde van het statige herenhuis van waaruit sinds jaar en dag huisartsen hun werk doen. Eén van de laatste werd dokter Pil genoemd. Hij is al jaren dood, maar de weduwe bewoont nog het voorhuis. Ze moet minstens 90 zijn. ‘Niet kapot te krijgen’, zei me laatst iemand. Ik ging in een boek van James Herriot lezen. Na een halfuurtje kwam mijn vrouw terug. Ik reed de auto alvast voor de ingang van het pad om haar gemakkelijker in te kunnen laten stappen en opende het portier. Maar van het pad naderde een vaalgele Mercedes, die luid claxonneerde. In de veronderstelling dat het een dokter was die naar een spoedgeval moest, reed ik haastig achteruit en liet hem voorgaan. Toen zag ik de strakke kop van dat ouwe dokterswijf. Een scheut venijn schoot door me heen. Ik had net gelezen hoe Herriot een oude hond liet inslapen. Enige hele lange seconden wenste ik haar eenzelfde levenseind.